houden elkaar ruggelings met de armen vast; de ene bukt zich en neemt de andere op de rug; deze werpt de benen in de lucht en zet ze weer op de grond, waarna dezelfde beweging omgekeerd wordt gemaakt. Kakkestoelmeie: twee kinderen vormen met de armen een stoeltje, waarop een derde kind wordt rondgedragen. Er hoorde een versje bij: Kakkestoelemeie A je vaol, dan lei je. Waarna de stoel verbroken werd. Begonia het bekende spel zitte-maar-Japie-zit heette bij ons merkwaardigerwijs begonia. Het liedje dat erbij hoorde was dan ook: Begonia, begonia, begonia sta stil. En waarom zou ik stille staan Ik heb toch niemand kwaad gedaan, enz. Dhr. Beenhakker besluit de lijst met de volgende opmerking: "Ja ja, we hadden het maar druk in het speelkwartier.' De heer Geuze uit 's-Heer Arendskerke beschrijft een variant op het spel Bok, bok Een jongen ging gebukt staan, een ander zat op zijn rug. Hij stak een aantal vingers op en "de bok' moest raden. Was het goed, dan werd er geruild, anders bleef hij bok. Een variant was 'kapmes, lepel of schaere', waarbij met de hand genoemde voorwerpen werden aangeduid, die dan geraden moesten worden. Landjeverovere: Men tekende een vierkant of een rechthoek op de grond en gooide er met een mes in. De lijn van dat mes werd dan doorgetrokken. De heer M. van Langeraad, dialect van Oosterland: In de jaren na de Tweede Wereldoorlog werd op de Openbare lagere school op Oosterland een vanger-spel gespeeld dat 'beier' heette. Er werd daarbij in paren, die hand-in-hand holden, geprobeerd anderen af te tikken. Daarbij werd gezongen: Beier, la beier, la buut Geef m'n "n kommetje beschuut. We zullen het hier maar bij laten. De rest komt in het volgende nummer van Nehalennia. 48

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2003 | | pagina 50