Kiek, kiek, 'nen Axelaor op d'n diek. Schiet 'm dood, die vette klööt. Steek 'm in 'n kissie, lijk 'n vissie. (Kijk, kijk, een Axelaar op de dijk Schiet hem dood, die vette kloot. Steek hem in een kistje, als een visje.) Maar meestal zijn sjibbolets gewone zinnen waarin het bespotte kenmerk een paar keer herhaald wordt. Dat is uit heel veel van de gegeven voorbeelden af te leiden. Soms kun je niet eens van een spotzin spreken, het sjibbolet bestaat dan uit een korte opsomming van enkele woorden waarin een of meer dialectkenmerken aan bod komen, zoals in het Walcherse oil en boll en nog niet voll, dat hierboven al behandeld werd. Een andere vorm is de spotnaam: een bijvoeglijk naamwoord, afgeleid van een plaatsnaam, wordt gecombineerd met een zelfstandig naamwoord en soms vervalt het bijvoeglijk naamwoord. Meestal zijn dergelijke spotnamen eerder sociologisch dan taalkundig van betekenis, en dat blijkt ook zo te zijn in Zeeland. Voor Cadzand vinden we wel het eigenaardige peren. Mensen die met elkaar op gelijke, vertrouwelijke voet omgaan, zouden elkaar aanspreken met "Pere! M'n ouwen!". Pere zou dan van het Franse père (vader) afgeleid zijn, en is dan eigenlijk een lexicaal sjibbolet. Besluit Het Zeeuwse taalgebied biedt een levendig scala aan woorden en zinnen die uiting geven aan het taalbewustzijn van de Zeeuwse dialectsprekers. De meeste sjibbolets geven duidelijk blijk van een goed bewustzijn van taal- of dialectverschil in de nabije omgeving. Taalgebruikers kennen de kleine, maar opvallende, taalverschillen van hun buren en net die kleine verschillen geven aanleiding tot sjibboletvorming. Ze worden door herhaling en overdrijving uitvergroot. Tegelijk gebruikt men dergelijke zinnetjes ook om het eigen dialect te karakteriseren, en het voor buitenstaanders als onbegrijpelijk naar voren te brengen. Natuurlijk zijn het slechts fragmenten en bieden deze zinnetjes geen goede basis om b.v. dialectgebieden vast te leggen. Maar de sjibbolets blijken de geviseerde dialectkenmerken wel correct weer te geven. In een aantal gevallen overleven sjibbolets de kenmerken zelf: ze geven dan als het ware een ouder stadium van de taal weer. Dat kan omdat sjibbolets veelvuldig gebruik maken van overdrijving en herhaling, soms in rijmvorm. Dergelijke zinnetjes blijven daardoor lang in het geheugen van een taalgebruiker bewaard. De voorbeelden zijn ontleend aan het artikel 'Kiek, kiek, een kacheltje op den diek. Dialectbewustzijn in het Zeeuwse taalgebied' van Pau Heerschap in Het Dialectenboek 7: Aan taal herkend. Het bewustzijn van dialectverschil (Stichting Nederlandse dialecten, Groesbeek, 2003, 360 blzn., ISBN 90 73869 07 2. Prijs: 15 euro). Er is ook gebruik gemaakt van de ochtendlezing van prof. dr. J. Taeldeman tijdens de jongstleden Nederlandse Dialectendag, wiens tekst eveneens in dit boek is opgenomen. In het boek zijn alle regio's uit het Nederlandse taalgebied behandeld: u vindt er bijdragen over Friesland (E. Hoekstra), Groningen (S. Reker), Stellingwerf en Drenthe (H. Bloemhoff). Overijssel (A. Hottenhuis en H. Scholtmeijer), Gelderland (A.H.G. Schaars), Holland en Utrecht (H. Brok), Zeeland (P. Heerschap). Noord-Brabant (J. Swanenberg), Nederlands Limburg (T. van de Wijngaard), Belgisch Limburg (R. Belemans), Antwerps (M. Ooms), Vlaams-Brabants (J. Van Keymeulen), Oost-Vlaanderen (V. De Tier), West-Vlaanderen (R. Vandekerckhove) en Frans-Vlaanderen (H. Ryckeboer). Het boek kan worden besteld in de boekhandel of bij de Stichting Nederlandse Dialecten, Gen. Gavinstraat 344, 6562 MR Groesbeek, tel. 024 3615998; snd@mail.be 32

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2003 | | pagina 34