Hoe beviel het in Poortvliet? E.J.C. van Rijssel en A.L. den Ouden Zwangerschap is geen ziekte en bevallen is een natuurlijk gebeuren. Toch was het risico voor moeder en kind bij een bevalling in de 19de eeuw anders dan nu. De zorg voor zwangeren en de begeleiding van de bevalling was van oudsher in handen van vroedvrouwen of van heel- en vroedmeesters, die het vak leerden van een leermees ter. De heel- en vroedmeesters waren verenigd in het chirurgijnsgilde en behoorden tot de zogenoemde tweede geneeskundige stand. De eerste geneeskundige stand werd gevormd door academisch gevormde artsen, de doctores medicinae. Zij hielden zich niet zozeer bezig met chirurgische ingrepen of verloskunde, maar meer met wat tegenwoordig inwendige geneeskunde wordt genoemd. Aan het begin van de 19de eeuw was Nederland verarmd achtergebleven na de Franse revolutie en het bewind van Napoleon. Er was economisch, cultureel en wetenschap pelijk een achterstand in vergelijking met de rest van Europa. Sociale structuren waren tijdens de Franse periode ontwricht. Zo waren in 1798 alle gilden, waaronder het chirurgijnsgilde, per decreet opgeheven. Dit had een tekort aan praktiserende art sen tot gevolg. In 1842 waren er in Nederland ca. 1200 geneeskundigen van de eer ste stand doctores medicinae) en ca. 2500 heel- en vroedmeesters. In veel plaatsen en vooral op het platteland waren er helemaal geen geneeskundigen. Om iets aan dit tekort te doen was overheidsingrijpen noodzakelijk. Onder verant woordelijkheid van Gedeputeerde Staten werden zeven Geneeskundige Scholen opgericht: Middelburg, Amsterdam, Rotterdam, Haarlem, Alkmaar, Hoorn en Maastricht. Een achtste school die in 's Hertogenbosch had moeten komen, is niet doorgegaan. De geneeskundige scholen stonden onder toezicht van Provinciale Geneeskundige Commissiën. In 1865 werd met de wet van Thorbecke het onder scheid tussen de eerste en tweede geneeskundige stand opgeheven en werden genees kunde, heelkunde en verloskunde formeel als gelijkwaardig beschouwd. Ook op medisch gebied was er in de 19de eeuw een belangrijke ontwikkeling met de invoering van antisepsis. Semmelweis (1818-1865), een geneeskundige uit Hongarije, ontdekte dat de moedersterfte drastisch daalde als de studenten die van de snijzaal kwamen (waar zij de anatomie aan lijken bestudeerd hadden) hun handen met chloorkalk wasten vóór zij barende vrouwen inwendig onderzochten. Helaas werd zijn ontdekking in zijn tijd niet op waarde geschat. Nog in 1880 moest het Binnengasthuis in Amsterdam enkele maanden sluiten omdat de moedersterfte opliep tot boven de tien procent. Ook in Poortvliet, een dorp met ongeveer 1200 inwoners gelegen op het eiland Tholen, was in het begin van de 19de eeuw geen geneeskundige hulp. Op 26 april 1838 werd door het Gemeentebestuur te Poortvliet besloten een Gemeente Genees-, Heel- en Verloskundige aan te stellen. Uit de gemeentekas zou de aangestelde een jaarwedde van 100 gulden ontvangen. Hiervoor diende hij personen gealimenteerd door de gesubsidieerde armenbesturen in deze gemeente gratis te behandelen. Ook uit de kas van de Weezen zou hij een jaarwedde van 25 gulden krijgen, waarvoor de tot die administratie behorende wezen moesten worden behandeld. In september 1838 vestigde E.C. van Rijssel zich in Poortvliet. Van Rijssel, een apo- 34

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2003 | | pagina 36