Het lijden aan en het snijden van de blaassteen. Willem Boenaert, steensnijder te Zierikzee (1592-1656) M.A. Verschuyl en H.L. Houtzager Over de oorzaak van het ontstaan van blaasstenen had men in het verleden een mening die op humoraal-pathologische therorieën was gegrondvest en derhalve geenszins overeenkwam met onze huidige kennis over het ontstaan van deze aandoe ning. Zo wordt in een brief van Cornelis van Someren uit 1641, gericht aan de Dordtse geneesheer Johan van Beverwijck over het ontstaan van blaasstenen het vol gende vermeld: datmen van wegen het gretigh eten en het inslocken van grove en kleefachtige spijse, veel slijm ten mond, uyt speud; waer uyt het gebeurt datter in de mage veele slijmachtige, koude taey, en kleefachtige vochtigheden komen te versameien; nade- mael de Steen alleenlijck voort komt uyt een onmatige grovigheyt, en slijmachtig- heydt van vochtigheden. Want wanneer dese in de holligheyt der Nieren gelijck aan- gebacken zijnde, van wegen de overtollige, ofte oock van wegen een tamelijcke hitte, (doch verloop van tijd daer bij gekomen zijnde) soo werdense tot Graveel'. Ook in het verleden was de therapeutische behandeling van blaassteenlijders tweele dig. Of men trachtte langs medicamenteuze weg de blaassteen te verkleinen, zodat deze bij urinelozing het lichaam kon verlaten, óf men opereerde de blaassteenlijder. Aan de operatie waren echter zo veel risico's verbonden, dat een meestal onschuldi ge en derhalve minder risicovolle medicamenteuze therapie niet ongebruikt diende te blijven voordat men in uiterste nood naar het operatiemes greep. Behalve medicijnen bestond er een aantal algemene leefregels die men de patiën ten, lijdende aan blaasstenen, voorschreef. Brood mocht men wel eten, doch het mocht niet te vers zijn, daar dit winden veroorzaakte. Alle gerookte en gezouten vlees moest vermeden worden, slechts licht verteerbaar vlees, zoals kalfs- of schapenvlees en gevogelte was toegestaan. Ook vis, die de 'kleefachtige vochtigheden' bevorder de, diende te worden vermeden, evenals eieren die moeilijk verteerbaar waren. Alle groenten, die door haar overvloed van sappen winden veroorzaakten, waren uit den boze. Alle specerijen, met uitzondering van kaneel, dienden te worden vermeden. Vóór de maaltijd behoorde de patiënt een uur te wandelen om door die beweging de voor de spijsvertering benodigde warmte op te wekken. Het doen van aderlatingen achtte men van belang voor de zuivering van te warm en waterachtig bloed. Wanneer dit alles niet het gewenste resultaat opleverde, was men wel gedwongen om langs operatieve weg de blaassteen te verwijderen. Over de wijze, hoe men hierbij te werk ging heeft Cornelis Celsus (lste eeuw n. Chr.) als één der eersten uitvoerig gepubliceerd (fig. 1). De methode van Celsus heeft gedurende vele eeuwen opgang gemaakt, totdat zij door betere en verfijndere tech nieken werd vervangen. Celsus ging als volgt te werk. Ten eerst bracht men twee vingers in de anus van de patiënt en werd met de andere hand tegelijkertijd voorzichtig op de buik gedrukt om op deze wijze de steen uit de blaasholte naar de hals van de blaas te manipuleren. Was men zo ver gevorderd, dan moest men dicht bij de anus de huid volgens een halve- HET UJDEN AAN EN HET SNIJDEN VAN DE BLAASSTEEN 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2003 | | pagina 19