brengen. In 1496 zette Johanna van Arragon, dochter van de Spaanse koning
Ferdinand van Arragon en zijn gemalin Isabella, voet aan wal in de wereldhaven
Amemuiden, de navel van de toenmaals bekende (Zeeuwse) wereld. Zij was bestemd
als braid voor Philips de Schone en in haar gevolg voeren nog eens vele duizenden
Spaanse soldaten mee; 24.000 Spaanse mannen en jongens kwamen op 135 schepen
voor de rede van Amemuiden en overspoelden Walcheren met hun charmes. Soldaten
moesten in die tijd zelf maar zorgen voor onderdak en voedsel. Op Walcheren was het
voor hen niet moeilijk om op het platteland in schuren en hooibergen een slaapplaats
te vinden. Een hele winter vertoefden zij hier. De mooie donker-ogige Spanjaarden
keken naar de Zeeuwse meisjes en een nieuwe ziekte vond in razende vaart zijn weg
onder de argeloze Zeeuwen: syfilis. Maar met Columbus die deze ziekte in 1493 mee
naar Europa had genomen - althans volgens de meest gangbare theorie - bracht men
ook het guajacum (pokhout, waarvan een stinkend pokdrankje werd gebrouwen,
bestaande uit het zaagsel van guajacum) en het sassaphras (met de geur van pijnboom)
mee. Het zijn dan ook Zeeuwen geweest die in de Nederlanden de eerste pokdranken
maakten die verder hun weg achter de ziekte aan zijn gegaan.
6