tussen de uitwendige geneeskunde die zich bezighield met alles wat zich aan de buitenkant van het lichaam afspeelde en de inwendige geneeskunde die zich bezig hield met de ziekten die zich in het inwendige, in de organen afspeelden. De uitwen dige geneeskunde was het terrein van de chirurgijns, de inwendige geneeskunde het terrein van de doctoren. Het werk van de chirurgijn werd gezien als een ambacht en dus vond, zoals bij alle ambachten, de opleiding en de uitoefening plaats in het kader van het chirur- gijnsgilde. Ziekten behoorden tot de wetenschap en dus vond, zoals bij alle wetenschappen, de bestudering ervan plaats aan een hoge school. Omdat een universitaire studie destijds afgesloten moest worden met een verplichte promotie waren allen die geneeskunde hadden gestudeerd gepromoveerd en droegen de academische titel van doctor in de geneeskunde oftewel medicinae doctor. ANDRIESSEN m.d., Jacob Johan Medisch doctor (1748-1802) Jacob Johan Andriessen is rond 1724 in Steenbergen als domineeszoon geboren. Hij studeert in Utrecht waar hij in 1748 promoveert tot medicinae doctor. Hij vestigt zich in Veere (waar zijn vader inmiddels predikant is) waar hij ruim vijf tig jaar lang praktijk doet, een praktijk dus die zich uitsluitend beperkt tot de inwen dige ziekten. Hij doet geen bevallingen, behandelt geen botbreuken en verricht geen operaties. Al gauw heeft hij een vaste positie in de Veerse regentenstand. Vier jaar na zijn komst is hij lid van de raad, een jaar later is hij schepen. In de zestigerjaren is hij met tus senpozen burgemeester. Hij wordt lid van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, wordt aangesteld tot stadsdoctor, is kerkmeester, en overdeken van meerdere gilden. Hij leeft in redelijke welstand. Volgens de kohieren van het familiegeld, een vorm van 18de-eeuwse provinciale inkomstenbelasting, heeft hij een jaarinkomen dat lange jaren geschat wordt op fl. 1500 tot fl. 2000. Voor een toenmalig medicus een middeninkomen waarvan 2 a 3 man huishoudelijk personeel kan worden betaald en een rijtuig met 2 paarden kan worden gehouden. In politiek opzicht behoort Andriessen tot de partij der Orangisten. Op 8 maart 1766, de achttiende verjaardag van de Prins van Oranje die op die dag politiek meerderjarig wordt en als Stadhouder Willem V in functie komt, houdt hij als voorzittend schepen in de vergadering van Wet en Raad 'een cierlijke en wel gepas te feestreden'. De staatkundige omwenteling van 1795 heeft voor hem enorme consequenties gehad. Hij verliest elke politieke invloed, na 1795 wordt hij niet meer in overheids functies benoemd. Zijn inkomen gaat dramatisch achteruit. In 1798 is zijn geschat jaarinkomen gedaald tot de, op één na, laagste inkomensklasse van fl. 100 tot fl. 200. Een jaar later is hij wegens onvermogen uit de kohiers van het familiegeld afge schreven. Op 27 april 1802 wordt Andriessen in Veere in een eigen graf in de Grote Kerk begra ven. 28

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2003 | | pagina 30