En toch: het menselijk skelet leeft, het vernieuwt zichzelf, het beschermt ons, het is niet star maar voldoende buigzaam, en het past zich onvermoeibaar aan de almaar veranderende eisen van het leven aan. Zo 'groeit' het skelet een leven lang. Een voor beeld: de platte schedelbeenderen, die de hersenen beschermen, zijn vóór de geboor te losjes met elkaar verbonden door membranen (fontanellen), zodat zij tijdens de baring een weinig over elkaar heen kunnen schuiven bij het passeren van het relatief nauwe baringskanaal (figuur 1). Door groei grijpen ze na de geboorte met vingervor- mige uitsteeksels ineen. De ertussen liggende schedelnaden (suturen) waarborgen afscherming en flexibiliteit gedurende een dertigtal jaren van vallen en opstaan. Daarna worden de schedelbeenderen in toenemende mate verbonden door botbrug- getjes (synostosen), zodat op hoge leeftijd vele schedelnaden niet eens meer aanwijs baar zijn. De mate waarin dit groeiproces gevorderd is, wordt in de fysische anthro pologic mede gebruikt om bij opgegraven skeletten, zoals in een archief, de (ske- letjleeftijd van overlijden 'af te lezen' (Maat et al., 2000). Maar behalve door middel van normale (fysiologische) groeiprocessen kan het skelet zich ook al dan niet succesvol aanpassen aan storende ziektekundige veranderingen. Zo zal het, met of zonder medisch ingrijpen, zich tot het uiterste inspannen om scha de ontstaan door bijvoorbeeld een botbreuk (fractuur) ongedaan te maken. Niet alleen zal het trachten de beide fractuureinden weer aaneen te laten groeien, maar bovendien zal het in geval van een resterende hoekstand pogen om door ombouw van de botar- Fig. 2. Röntgenopnamen van genezen(dedijbeenschachtfractu- ren. Links een oude genezen frac tuur bij een 44- tot 52-jarige man. Rechts een genezende fractuur bij een 52- tot 60-jarige man. Laat middeleeuws Dordrecht (1272- 1575 na Christus). 24

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2003 | | pagina 26