Het maken van paeremessen is een plattelandscultuur die op dit moment vrijwel niet meer bekend
is. Al zijn er nog wel houtsnijders die de oude kunst weer opgepakt of altijd bedreven hebben. Het
hoogtepunt van de productie lag tussen 1850 en 1900. De meeste jongeren die geboren zijn op het
platteland hebben er geen weet meer van.
Daarom is het boek van Pieter Brouwer zo belangrijk. De auteur is zelf een ervaren snijder die
tussen de tweehonderd en tweehonderdvijftig mesheften heeft gesneden en hij weet waar hij over
schrijft. Brouwer weet hoe het hout voelt en dat is altijd een voordeel bij zulk soort boeken. Zo
grondig en rijk als zijn mesheften zijn besneden, zo heeft hij dit goed geïllustreerde boek gemaakt.
Hij beschrijft de geschiedenis, het heden en de techniek. En omdat er geen vergelijkbare literatuur
over het onderwerp bestaat heeft hij meteen het standaardwerk geschreven. Het is een documentair
boek. Pieter Brouwer heeft al eerder een dun boekje over het onderwerp geschreven, maar dat was
in 1978, het was een voorloper van het nieuwe boek en is inmiddels een collectors item.
Het nieuwe boek besteedt veel aandacht aan de snijders. Hoe, rond 1850, de plattelanders die het
talent, de haevehadden, hun winteravonden doorbrachten met het snikkeren" van mesheften. Hoe
ze oefenden en de heften sneden met vaak heel primitief gereedschap. Pieter Brouwer heeft een
namenlijst van de meest bekende Zeeuwse snijders opgenomen en die oude ambachtslui daarmee
uit de anonimiteit gehaald. Het boek is in die zin ook een eerbetoon aan wat ze in Zeeland noemen
de ouwe snieërs.
Cees Maas
Cor Gout, Zee/land (Middelburg: Stichting Kunstuitleen Zeeland, 2002), 43 biz., afbn., lit. opg.,
ISBN 90-6354-107-4. Prijs: 9,-
Als nummer 103 in de Slibreeks, die tegenwoordig de naam SlibreeksGroot draagt (het 'miniformaat'
van de boekjes is helaas verdwenen!), verscheen eind vorig jaar Zee/land. Onder deze weinig originele
titel werden proza en liedteksten van de Haagse musicus en auteur Cor Gout uitgegeven. Gout bracht
eind jaren vijftig/begin jaren zestig de zomervakanties door bij zijn grootouders in Middelburg.
Herinneringen daaraan heeft hij nu op papier gezet. Dit gedeelte van het boekje spreekt mij het meest
aan. Dat komt ook door een zekere verwantschap. De auteur en ik zijn even oud, hij woonde in Den
Haag en ik woonde toentertijd in Rotterdam. In de beschreven periode kwam ik vaak in de
zomervakanties bij mijn grootouders in Vlissingen en bij mijn grootmoeder in Middelburg. Dat schept
een band. Bovendien zijn deze verhaaltjes goed geschreven. Zo beschrijft Cor in Die van Joziasse een
29