Pieter Brouwer, 't Paeremes. Het boerenwerkmes met besneden heft: twee eeuwen volkskunst in
Zeeland (Goes: De Koperen Tuin, 2002). 124 blz., ISBN 90 7681 511 9, prijs 15,-
Je moet het mes bij je oor houden en er mee rammelen. Dan hoor je de ziel. Dan hoor je wat de
Zeeuwse snijders al ongeveer twee eeuwen lang als hun meesterteken beschouwen. Maar in al hun
Zeeuwse nederigheid nooit hebben geopenbaard. De ziel van het mes is een houten balletje, dat los
in het gesneden kooitje ligt. Watje hoort is het resultaat van twee eeuwen Zeeuwse volkskunst. We
hebben het over het boerenwerkmes, het paeremes ofwel het paardenmes. Omdat er niet altijd maar
meestal twee paarden op de top van het heft staan. En hoewel de techniek van een los balletje in een
houten kooitje snijden niet specifiek Zeeuws is, hebben de Zeeuwse snijders het wel vervolmaakt.
Is de ziel goed, dan is het mes goed.
Zo is het.
Voor een houtsnijder is het extreem moeilijk om juist dat balletje goed los te snijden en met
bijvoorbeeld een sleutelvijltje zo af te werken dat het heel helder klinkt. Want het moet helder
klinken, niet mat. En als het helder klinkt, dan pas is het balletje goed gemaakt, maar, heel
belangrijk: het is tevens het bewijs dat het mes uit het goede hout is gesneden. Uit Turks palmhout,
of buxus zoals deze houtsoort ook wel heet. Ander hout komt niet in aanmerking voor een echt
Zeeuws mes. Buxus is zeer hard en dicht, ietwat gelig hout. Het splintert niet en heeft wat weg van
oud ivoor. Het is duur - je betaalt het per kilogram, niet per lengte - en redelijk zeldzaam.
Een goed gesneden Zeeuws paeremes is kostbaar; in de winkel kost een nieuw mes honderden
euro's. Een antiek mes is vaak nog veel duurder. En het is prachtig. Er gaat een zekere magie van
uit. Misschien is het de vlijt en het vakmanschap van de snijder die er vanaf stralen. Of de energie
en de mate van geconcentreerdheid die het kost om een mes te snijden. Want een gemiddelde
snijder is toch ongeveer een hele week bezig om één mes te maken.
En wat hij er van zijn eigen kracht en kunde in stopt, dat komt er ook weer uit. In het uiterlijk van
het mes - hoe fijner gesneden, hoe groter de vakman - en in de sfeer die rond het mes hangt. De
magie. Dat is het onzegbare, de kracht van een echt Zeeuws paeremes.
Soms zijn de ogen van de paarden en de puntjes in de randen ingelegd met hele kleine stukjes
ebbenhout. Geen wonder dat de Zeeuwse boeren het altijd als een statussymbool beschouwden. En
het trots in een leren schede op hun zondagse klederdracht droegen. Vaak stonden de namen van de
boeren in het hout gesneden. Met hun gereedschappen of hun sjezen. En echt rijke boeren lieten het
heft in zilver uitvoeren.
Het mes gaat ver terug de geschiedenis in. Een 'bewijs' is het vierde couplet van het Kaerelslied uit
de late Middeleeuwen, dat begint namelijk zo:
Met eenen Zeeusche knive,
So gaet hi duer sijn tassche,
28