Ensemble van gerestaureerde vondsten (foto Gemeentearchief Tholen).
Rest nog een opvallende metaalvondst; geen muntschat, geen spoor van het slijk der aarde in het
weitje van Kees de Wilde, maar het loden handvat van een kolfstok. Moeten we daaruit concluderen
dat Westkerkse boeren in de 16de eeuw een spelletje kolf speelden? Tijdens een familievisite heb
ik dat in een vlaag van overmoed geprobeerd. Mijn veronderstelling werd echter zo grondig de
modder in geboord, dat ik er verschrikt het zwijgen toe doe.
Maar de meest opzienbarende vondst heb ik voor het laatst bewaard. In de slootkant langs de
Westkerkseweg stond ik - leunend op m'n 'hriepe' - op een goed ogenblik oog in oog met een
kikvors. Gewoonlijk springen die dieren bij het naderen van mensen zonder na te denken in de
plomp. Geen spoor van een dergelijk angstsyndroom bij dit dier. Het was trouwens een bijzonder
exemplaar, want ik zag blauwe plekken op zijn kop. Ik herinnerde mij een collega, die gifkikkers
uit het Amazonegebied hield. Die hadden alle mogelijke kleuren. Indianen gebruiken het huidslijm
om hun pijlpunten mee in te smeren. Ik moest even slikken en probeerde zo onopvallend mogelijk
m'n linkervoet te verzetten om te voorkomen dat ik voor de zoveelste keer in de sloot zakte. In zo'n
biotoop zijn tweevoeters ongetwijfeld in het nadeel. Het dier bleef rustig steunend op zijn atletisch
gevormde achterpoten, zonder een spier te vertrekken, mij aanstaren. Wat moest ik eigenlijk doen?
De stilte van de polder was hoorbaar. Het beest zat daar trouwens wel erg roerloos.
Het zou toch nietIk durfde m'n hand niet uit te steken, denkend aan het gif. Nou, vooruit dan
maar! Ik zwaaide met m'n hoed, ik stampte met m'n voet. Hij bleef zitten.
Ik pakte het levenloze dier op; het was echt waar, evenals het aardewerk betrof het een geïmporteerd
voorwerp, maar niet uit het Rijnland. Deze was Made in Taiwan.
Ik kan me nog woordelijk de gedachte herinneren die bij me opkwam toen ik die gekleurde kikker
zag; ik keek om me heen in de stilte;
'Dat gaat hier wel erg snel, die natuurontwikkeling.'
25