ouders onderling kinderen onderling Li Fr Dr Gr Ov Ze (de NB F1 NH Ut ZH 70 60 50 40 30 20 10 Figuur 5. Aandeel dialectsprekers van de autochtone bevolking in de provincies van Nederland (gegevens ontleend aan Driessen Withagen 1998). Ik bekijk in Figuur 5 eerst de gegevens voor de ouders. U ziet dat Zeeland daar tot de middengroep behoort, samen met Groningen, Overijssel, Gelderland en Noord-Brabant. In Limburg, Friesland en Drenthe wordt door de ouders het meest dialect gesproken, en in Flevoland en de Randstad het minst. Hoe zit het nu met de kinderen, hoe vaak spreken die dialect? Het eerste wat opvalt is de sterke afname in dialectgebruik binnen één generatie. Als we naar Zeeland kijken, zien we dat daar de afname relatief nog meevalt. In absolute zin is de afname er minder groot dan in Drenthe, Groningen, Overijssel en Gelderland. De afname in Zeeland is vergelijkbaar met die van Limburg, Friesland en Noord-Brabant. Op de rangorde van de ouders nam Zeeland de zesde plaats in, op de rangorde van de kinderen de vierde plaats. Vergeleken met de andere provincies houdt Zeeland zich wat betreft het dialectgebruik dus goed staande. Algemene Taalwetenschap en Dialectologie, Katholieke Universiteit Nijmegen. Tekst van een lezing op de Zeeuwse Dialectdag 2002. Dankbetuiging Rob van den Berg heeft alle gegevens ingevoerd en verwerkt, waarvoor mijn hartelijke dank. Literatuurverwijzing Driessen, G. Withagen, V. (1998), Taalvariatie en onderwijsprestaties van autochtone basisschoolleerlingen. Taal en Tongval 50, 2-24. 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2003 | | pagina 25