daardoor moest volstaan met het aanmoedigen van de mannen om hem heen. Na afloop van de vijandelijkheden heeft hij er erg goed voor gezorgd dat zijn aandeel in het behaalde succes zo snel mogelijk ter kennis van de autoriteiten werd gebracht. Hij schreef daartoe brieven aan het college van Gecommitteerde Raden, zijn broer in Dordrecht en zijn neef Isaac van Pere16 in Vlissingen. Bij laatstgenoemde brief voegde hij een extra kopie, bestemd voor de Vlissingse burgemeester Apollonius Ingels, wiens broer Gaspard niet alleen Gecommitteerde Raad was, maar in die periode ook de man die in Vlissingen eigenlijk de dienst uitmaakte17. Uit een opmerking die hij aan de brief aan Van Pere toevoegde, bleek dat hij toch wel wilde voorkomen dat kolonel Spindler met alle eer van de overwinning zou gaan strijken. Daarmee heeft hij zich de kritiek van de latere Aardenburgse geschiedschrijvers Vorsterman en Van Vooren op de hals gehaald, vooral omdat hij in zijn brieven de indruk had gewekt dat de tweede en beslissende stormaanval al begonnen was toen kolonel Spindler met zijn troepen arriveerde. Zijn bezorgdheid dat deze alle eer zou krijgen is in elk geval overbodig gebleken. Elias Beeckman is voor de Zeeuwse Staten de officiële held van Aardenburg geworden. Al op 29 juli 1672 werd hij aangesteld als kapitein van een vacante compagnie infanterie en wat later kreeg hij een kapiteinspost in een van de oudste Zeeuwse regimenten, dat van kolonel De Mauregnault. Vijfjaar later, tijdens een campagne in het zuiden van het tegenwoordige België, vond hij de dood in Diksmuiden bij een twist met een collega-kapitein die Drywegen heette. Het verhaal daarvan is zo typerend voor de onverschrokken koelbloedigheid van onze held dat we het hier kort weergeven. Volgens het door een auditeur gemaakte verslag18 had Beeckman. die naast Dry wegen over het marktplein liep, zijn collega voor 'hondsvot' uitgescholden naar aanleiding van diens gedrag bij een onbekende gelegenheid. Drywegen trok toen zijn rapier en stak Beeckman 'van achteren door en door, waarop de Kapitein Beeckman vooruitsprong uit den degen, zich omkeerende, heeft zijn rapier mede getrokken en op den Kapitein Dry wegen geavanceerd, en heeft hem drie a vier slagen over de ooren geslagen'. Pas na een kort gevecht, waarbij een vaandrig die tussenbeide wilde komen ook een steekwond opliep en Drywegen nog een paar maal om zijn oren werd geslagen, slaagden omstanders erin Beeckman naar zijn kamer te brengen en kapitein Drywegen te arresteren. Beeckman moet kort daarna bezweken zijn aan zijn verwonding, want vijf dagen later, op 26 juni 1677, werd hij, volgens blijkbaar nog door hemzelf gegeven aanwijzingen, in de kerk van Tholen bijgezet in het graf van zijn vader. Mogelijk is hierbij ook een andere volle neef betrokken geweest, namelijk Samuel Beeckman, die in 1676 bewindhebber van de W.I.C namens Tholen was geworden. Deze moet Elias goed gekend hebben want hij had in zijn jeugd de Latijnse school te Vlissingen bezocht toen Elias' vader daar rector was en Elias had hem in april 1677 vanuit Diksmuiden nog een brief geschreven om hem op de hoogte te houden van de militaire stand van zaken (nootnr. 16). Eeuwige roem? In 1672 moet het nieuws van het militaire succes van Aardenburg een enorme uitwerking gehad hebben, zowel op het 'redeloze' volk als de 'radeloze' overheden. Plotseling was immers gebleken dat verzet tegen een schijnbaar onoverwinnelijke vijand niet bij voorbaat als vruchteloos hoefde te worden beschouwd. Vooral ook door het op het eerste gezicht onwaarschijnlijk grote krachtsverschil tussen aanvallers en verdedigers waarvan hier sprake was, is er dan ook van het begin af aan veel over geschreven. Om te beginnen door tijdgenoten: behalve door de bevelvoerende militairen, respectievelijk vaandrig Beeckman en kolonel Spindler die er min of meer ambtshalve over hebben gerapporteerd, ook door burgemeester 12

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2003 | | pagina 16