Elias Beeckman Elias Beeckman was de in 1641 of 1642 in Vlissingen geboren zoon van Abraham Beeckman en Maria Coppin13. Abraham Beeckman stamde uit een van oorsprong Zuid-Nederlandse familie die zich aan het eind van de zestiende eeuw vanuit Zuid-Nederland in Middelburg had gevestigd en hij was de jongste broer van de bekende Zeeuwse natuurfilosoof Isaac Beeckman (1588 - 1637)14. Abraham was tussen 1635 en 1663 rector geweest van de Latijnse scholen in respectievelijk Gorcum, Vlissingen, Goes, Rotterdam en Tholen en hij was in laatstgenoemde stad overleden op 9 juni 1663. Na zijn dood hadden zijn drie zonen, Abraham, Elias en Daniel zich in 1664 in Leiden gevestigd om daar te gaan studeren. Elias Beeckman was dus afkomstig uit een niet onaanzienlijke Zeeuwse familie met relaties in regentenkringen. Een dochter van zijn oom Samuel, Catharina Beeckman, was bijvoorbeeld getrouwd met de Vlissingse handelsmagnaat Abraham van Pere, die behalve mede-eigenaar van het West-Indische eiland Berbice, raad en schepen van Vlissingen is geweest. Of hij zijn rechtenstudie heeft afgemaakt is niet bekend. Op 19 mei 1671 werd hij benoemd als vaandrig in de compagnie van luitenant-kolonel en regimentscommandant Johan Cau, de commandeur van de vesting Aardenburg. Of Elias voordien al in een lagere functie als militair gediend had (bijvoorbeeld als adelborst, d.w.z. aspirant-officier) is evenmin bekend maar niet onwaarschijnlijk. Een vaandrig was in rang eigenlijk de derde officier van een infanteriecompagnie, maar omdat in het Staatse leger hoofd- en opperofficieren, naast hun hogere commando's tegelijkertijd altijd een eigen compagnie aanhielden, werd die dan in de praktijk gecommandeerd door de luitenant, zodat vaandrig Beeckman in feite fungeerde als de tweede in rang van zijn compagnie. Mede gelet op de klaarblijkelijke deskundigheid waarmee hij vanaf het begin af aan als militair comnmandant van Aardenburg is opgetreden, lijkt het dus niet zo waarschijnlijk dat hij pas een jaar eerder in dienst was getreden. Voor een goed opgeleide, goed geparenteerde en ambitieuze, jonge man van inmiddels ongeveer dertig jaar moet het hoog tijd geweest zijn om zich eens te onderscheiden en toen het er op zaterdag 25 juni 1672 naar uit zag dat zich daartoe een gelegenheid voordeed, lijkt hij die met beide handen te hebben aangegrepen. Zich blijkbaar niet veel bekommerend over de krijgskansen of over persoonlijk lijfsgevaar, ontpopte hij zich om te beginnen als de man die de stadsraad (en later ook de bevolking) met verve opriep om de stad niet op te geven maar tot het uiterste te verdedigen. Hij moet ook de man geweest zijn die daarna bepaalde welke voorbereidingen voor de verdediging nodig waren en voor de uitvoering daarvan. Belangrijke onderdelen daarvan zullen geweest zijn het schietklaar maken en opstellen van de kanonnen, het klaarmaken van de nodige ammunitie en de verdeling van de beschikbare mankracht over de gevechtsposten, hun bemanning en bevoorrading. Kanonskogels waren er blijkbaar voldoende, maar het schroot, dat zo effectief zou blijken bij het beschieten van de bestormers, moest worden aangemaakt, onder andere door het stukslaan van ijzeren potten en pannen. Ook in de ammunitiebehoefte van de burgerwachten moest voorzien worden en dat zal niet gemakkelijk geweest zijn, want, zoals gebruikelijk zullen die waarschijnlijk uitgerust geweest zijn met hun eigen (vuur)wapens, een ratjetoe van roeren, musketten en snaphanen. Tot de aankomst van kolonel Spindler, dat wil zeggen voor en tijdens de eerste aanval en de daarna genomen actie om de aanvoer en opstelling van vijandelijke artillerie te bemoeilijken, heeft vaandrig Beeckman alles gedaan wat nodig was en geen van de vele verslaggevers van de gebeurtenissen heeft daarin fouten of nalatigheden gesignaleerd. Later heeft niemand blijkbaar ooit aanleiding gevonden om zijn leiding of de getroffen voorzieningen te kritiseren of zich te beklagen over zijn conduite. Volgens zijn eigen, latere mededeling heeft hij. nadat Spindler het commando overgenomen had, persoonlijk met een musket op de vijand gevuurd totdat hij aan zijn hand gewond raakte15 en 11

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2003 | | pagina 15