waakzaamheid en aansporingen nodig zouden kunnen zijn. Ook de riskante afwikkeling van het
gevangennemen van zovele honderden gewapende militairen heeft hij op een competente en voor
de stedelingen vertrouwenwekkende manier afgehandeld.
Van Vooren heeft zijn zeer positieve beoordeling van Spindlers aandeel in de verdediging vooral
gebaseerd op een in 1675 in Middelburg gedrukt pamflet, geschreven door een zekere Hendrick de
Vreese, Geweldige Militair' (provoost, militair politieambtenaar). Dat in diens 'Oprecht en bondigh
verhaal vande attacque' kolonel Spindler sprekend opgevoerd wordt, lijkt overigens wel iets af te doen
aan de waarschijnlijke betrouwbaarheid van deze bron12. Vast staat dat De Vreese na de bestorming
in Aardenburg dienst heeft gedaan als bewaarder van de gevangen Franse militairen (Vorsterman,
159), maar of hij tijdens de bestorming ook al in de stad aanwezig is geweest staat niet vast en lijkt
mij ook niet erg waarschijnlijk. Een militair provoost behoorde zeker niet tot een gevechtseenheid en
waarschijnlijk was er organiek ook slechts één aanwezig in een vrij groot bevelsgebied.
Hoe dan ook, aan Spindlers verdienstelijkheid hoeft niet getwijfeld te worden.
Na de eveneens adequaat afgewikkelde rapportage over zijn acties is kolonel Spindler inderdaad
commandant van een nieuw Zeeuws regiment geworden en heeft hij tot 1676 als commandeur van
de de nu weer gerehabiliteerde vesting Aardenburg gefungeerd. Hoewel zijn conduite daarbij door
de Zeeuwse Gecommitteerde Raden werd geprezen, schijnt hij er toch nooit helemaal in geslaagd te
zijn het vertrouwen van de Aardenburgse magistraat te winnen. In de ogen van burgemeester
Peurssens en de zijnen bleef hij daarvoor blijkbaar toch teveel de vremdelingh van contrarie religie'
Ondanks de ontegenzeggelijke verdiensten van de twee hiervoor beschreven 'helden' had de
publieke opinie en daarmee de gewestelijke overheid (die altijd een scherp oog had voor de
noodzaak om de rust onder de bevolking te bevorderen) een andere, meer aansprekende
heldenfiguur nodig en die was beschikbaar in de persoon van een 'dashing young officer' en
bovendien een echte Zeeuw, vaandrig Elias Beeckman.
De vesting Aardenburg in de eerste helft van de 17^e eeuw (uit: J. Blaeu, 'Theatrum urbium').
10