Volgens eerdere beschrijvers van de gebeurtenissen komen drie personen voor die centrale heldenrol in aanmerking, namelijk burgemeester Peurssens, kolonel Spindler en vaandrig Beeckman. Vorsterman Van Oyen, die in 1872 zijn boek schreef in het kader van de komende feestelijkheden ter herdenking van de tweehonderdste verjaardag van de 'berenning', baseerde zich voor de feitelijke gebeurtenissen in hoofdzaak op het verslag dat burgemeester Anthony Peurssens er in 1674 over heeft geschreven. In zijn manuscript heeft deze zelf nadrukkelijk gesteld dat hij er uit zorgvuldigheidsoverwegingen vanaf zou zien een persoonlijk oordeel te vellen over de rol die de verschillende bij de verdediging van de stad betrokken inwoners hadden gespeeld. Hij heeft dat consequent gedaan en ook zijn eigen, centrale, coördinerende rol, niet benadrukt. Mede daarom zag Vorsterman waarschijnlijk hem als de echte held van Aardenburg, deels ook omdat vaandrig Beeckman in zijn rapportage zijn rol toch wel wat zwaar had aangezet. Dat Peurssens een geboren Aardenburger was en Vosterman, behalve hoofd der school en stadsarchivaris ook de voorziene feestredenaar van 27 juni 1872, zal bij zijn voorkeur wel meegespeeld hebben, maar als hoofd van de stadsregering en kapitein van de schutterij moeten Peurssens' standvastigheid, gezag en overredingskracht inderdaad van doorslaggevende betekenis geweest zijn bij de beslissing(en) om de stad, ondanks de ongunstige krijgskansen, niet over te geven. Hij is rond 1640 in Aardenburg geboren; zijn moeder was afkomstig uit Calais en mogelijk waren zijn ouders om godsdienstredenen naar Staats-Vlaanderen geëmigreerd. Hij maakte al vroeg (in 1638) deel uit van de Aardenburgse magistraat en uit de door Vorsterman vermelde gegevens blijkt dat hij zich daarbij ontwikkeld heeft tot een bekwaam en actief stadsbestuurder. Zo lijkt het vooral aan hem te danken geweest te zijn dat de beslissing om de vesting te ontmantelen werd opgeschort en ook tegen het onhebbelijke en arrogante optreden van commandeur Cau bij eerdere gelegenheden heeft hij zich op waardige en adequate wijze weten te handhaven10. Tot kort voor zijn dood in 1704 is hij bij het burgerlijk bestuur van zijn stad betrokken geweest, de laatste jaren als griffier (stadssecretaris). Uit zijn eigen verslag blijkt nergens dat hij aanspraak wilde of kon maken op een militaire heldenrol. Stadsarchivaris Van Vooren heeft in zijn al eerder genoemde artikel uit 1962 vooral de nadruk gelegd op de rol die (waarschijnlijk luitenant-jkolonel Albert Spindler gespeeld heeft. Hij was de commandant van het uit Sluis afkomstige hulpcontingent, dat net voor het begin van de tweede bestorming in de stad aankwam. Hij was afkomstig uit Veume in Vlaanderen en de zoon van een kolonel in Spaanse dienst van eervolle reputatie.Voordat hij in Staatse dienst trad had hijzelf ook al als officier in het Zuid- Nederlandse leger gediend. In het begin van 1672 was hij in Sluis belast met de vorming van een nieuw regiment waarvan hijzelf commandant zou worden. Toen op 26 juni het verzoek van Aardenburg om militaire bijstand in Sluis besproken werd, was Spindler de enige officier geweest die zich daarvoor aanbood. Door toedoen van de stadsregering werd zijn aanbod echter geweigerd en pas na interventie van de twee op zondagavond in Sluis aangekomen Gecommitteerde Raden van Zeeland11, kreeg Spindler een klein contingent nieuw-geworven troepen ter beschikking om Aardenburg te gaan helpen. Onmiddellijk na zijn aankomst op de wallen van Aardenburg begon de tweede en hevigste bestorming. Volgens Van Vooren (die daarvoor alle beschikbare bronnen heeft geraadpleegd) heeft Spindler vanaf dat moment alles gedaan wat van een professioneel en dapper commanderend officier maar kan worden verwacht. Hij moet zich bliksemsnel op de hoogte gesteld hebben van de situatie, de beschikbare verdedigingsmiddelen en hun dispositie en heeft vervolgens alle mogelijkheden benut om de vijand zoveel mogelijk afbreuk te doen. Hij verloor daarbij de risico's, inherent aan zijn voor een groot deel uit amateurs (burgerwacht en recruten) bestaande strijdmacht geen moment uit het oog en vertoonde zich overal waar zijn persoonlijke aanwezigheid, 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2003 | | pagina 13