JACOB CATS (1577-1660) EN DE ADVIESBOEKEN VOOR DE
NEDERLANDSE JEUGD IN DE GOUDEN EEUW
B. Roberts*
De zeventiende-eeuwse Nederlandse Republiek was letterlijk en figuurlijk een jonge republiek.
Amsterdam en andere steden kampten met het probleem van grote groepen jongeren die de
stedelijke orde verstoorden. Door keuren probeerden de stadsbesturen de vrijheid van de jeugd in te
perken. Kerkenraden en ouders maakten zich zorgen over de verleidingen voor de jeugd in de
steden.
Auteurs van opvoedingsboeken als Johannes de Swaef (1594-1653) en later in de eeuw Jacobus
Koelman (1631-1695) gaven ouders pedagogische adviezen om problemen te voorkomen. Beide
auteurs waren aanhangers van de piëtistische beweging der Nadere Reformatie. Bovendien konden
ouders de adviesboeken van Jacob Cats raadplegen. In de loop van de zeventiende en achttiende
eeuw werden zo'n 300.000 exemplaren van de werken van Cats verkocht. Met bestsellers als
Houwelijck - waarvan 50.000 exemplaren werden verkocht, Spiegel van den ouden en nieuwen tijdt
- waarvan 25.000 exemplaren over de toonbank gingen - en Trou-ringh was Vader Cats in bijna elk
Nederlands gezin aanwezig.' In deze bijdrage willen we het advies van Vader Cats over seksueel
gedrag en vrijetijdsbesteding van jongens en jonge mannen in Spiegel van den ouden en nieuwe tijdt
onder de loep nemen. Tevens gaan we na hoe zich dit advies verhield tot de raad van piëtistische
auteurs als De Swaef - met wie Cats bevriend was - en Koelman.
De jeugd in de verstedelijkte republiek
Voordat wij deze adviezen gaan bezien, moeten we kijken naar de toestand van de Nederlandse
steden toen deze boeken werden uitgegeven. Het aantal inwoners in de steden van de Republiek
steeg in de loop van de zeventiende eeuw dramatisch. Deze explosie in de populatie werd
voornamelijk veroorzaakt door de economische boom die immigranten uit heel Europa trok. Vele
immigranten waren jong en afkomstig uit agrarische gebieden. Voor stadsbesturen vormde de
aanwezigheid van vele jonge mensen met vrije tijd een bedreiging voor de openbare orde. In tijden
van politieke onrust waren het voornamelijk jongens en jonge mannen die de straat opgingen. Ze
veroorzaakten rellen, plunderden en gooiden met stenen.2 In de loop van de zeventiende eeuw steeg
het aantal stadskeuren dat de activiteiten van de jeugd probeerde te beperken enorm. Zo mochten
jeugdige personen niet in openbare plaatsen bijeenkomen (rondhangen zoals dat tegenwoordig
heet), de openbare orde verstoren, geen optochten door de straten houden, niet dobbelen, geen
rekening hebben in een café, geen vuurwerk afsteken, geen stenen naar kerkgebouwen gooien of
andere vormen van vandalisme plegen.3
De piëtistische oplossing voor de jeugd
Om verbetering in de jeugdproblematiek te brengen en problemen te voorkomen, dienden ouders
pedagogische maatregelen te nemen. Daartoe konden ze opvoedingsboeken raadplegen zoals die
van Johannes de Swaef en Jacobus Koelman. De Swaef schreef in 1621 het eerste opvoedingsboek
in het Nederlands. Hij was een schoolmeester in Middelburg en gaf de kinderen van Jacob Cats
onderwijs.4 Koelman was predikant in Sluis. Beide schrijvers waren aanhangers van de Nadere
Reformatie, een vroomheidsbeweging die doorwerking van de Reformatie in het dagelijks leven
beoogde. In hun opvoedingsboeken sloten ze aan bij ideeën van het verwante Engelse puritanisme.5
De Swaef gaf ouders een complete handleiding hoe zij hun kinderen moesten opvoeden om goede
christenen te worden. Hij gaf advies over de lichamelijke en de religieus-morele opvoeding alsmede
19