REACTIE OP HET ARTIKEL 'HET ZEEUWS ALS TROEFKAART' DOOR MARJOLEIN DE VISSER Toen ik het stukje van Piet Verkruijsse las, kwam de gedachte in me op: misschien had ik mijn artikel de vorige keer toch beter in het Zeeuws kunnen schrijven, of beter: in mijn eigen rare taaltje, het Amemuids. Dan was het vast ook bij hem overgekomen wat ik wel en niet bedoel. Dat is nu duidelijk niet het geval, vandaar deze reactie. In de eerste paragraaf schrijft Piet: 'Het is echter nooit in me opgekomen om mij in het Nederlands tot mijn Zeeuwse familieleden te richten, niet omdat ze zo onbeschaafd zijn, maar omdat we dezelfde moedertaal hadden.' Ik begrijp niet helemaal wat hij daarmee wil zeggen, maar mijn beweegreden leg ik graag nog een keer uit. Nadat ik van de middelbare school kwam, had ik - doordat veel mensen nog steeds neerkijken op dialectsprekers - het gevoel gekregen dat het onbeschaafd was om zo te spreken. Vanuit dat idee wilde ik consequent Nederlands spreken, tegen iedereen. Ik kwam er echter al snel achter dat het niet werkt om als dialectspreker consequent Nederlands te spreken. Op deze manier leerde ik de waarde van het Zeeuws opnieuw kennen. Voorts schrijft hij over de contradictio in terminis 'iets beschouwen als je moedertaal'. Inderdaad: een taal is je moedertaal of een taal is het niet. Toch hoef je mijns inziens een taal die je moedertaal is, nog niet als zodanig te beschouwen. Beschouwen heeft hier dan meer de betekenis van 'zien als', of beter: 'waarderen als'. Net zoals je iemand die niet je biologische grootvader is, toch kunt beschouwen als je opa. In de tweede paragraaf beweert Piet dat hét Zeeuws niet bestaat. Dat hangt er maar vanaf wat je onder hét Zeeuws verstaat. Onlangs las ik hierover een artikel, waarin streektalen werden vergeleken met diersoorten. Zo kun je bijvoorbeeld stellen dat hét paard niet bestaat: het is of een Fries, of een Zeeuws trekpaard, een arabier, een Shetlander of een fjordenpaard en zo zijn er nog wel een paar rassen te verzinnen. Maar kun je op basis daarvan zeggen dat er geen paarden bestaan? Of geen honden en katten? Zo zie ik het Zeeuws als een verzamelnaam voor alle Zeeuwse dialecten. Alle varianten van het Zeeuws, die behalve verschillen ook veel overeenkomsten vertonen, vormen samen de Zeeuwse taal. Graag word ik ook nog een keer gewezen op de plek van het woordje stoer in mijn vorige artikel in Nehalennia. Ik kan het namelijk nergens terugvinden. Als Piet denkt dat ik de jongen uit Aagtekerke stoer vond omdat hij te pas en te onpas dialect sprak, leest hij iets dat er niet staat. Ik noemde dit voorbeeld van die jongen om duidelijk te maken hoe er op de middelbare school gekeken werd naar mensen die dialect spraken. Die werden als boer beschouwd, in de negatieve betekenis van het woord. Hierdoor kreeg ik op een gegeven moment het gevoel dat het niet beschaafd zou zijn om Zeeuws te spreken. Ik ben het met hem eens dat het een kwestie van beschaving is om in een omgeving waar meerdere talen gesproken worden, te zoeken naar een taal die iedereen beheerst. De jongen uit Aagtekerke was echter voor iedereen goed verstaanbaar, niet te beroerd om af en toe iets in het Nederlands te vertalen, en als je in Zeeland al geen Zeeuws meer kan spreken. In de laatste alinea stelt Piet dat ik niet in het Zeeuws kan schrijven, omdat hét Zeeuws niet bestaat. Dat vind ik persoonlijk grote onzin: Kun je ook geen paardrijden, omdat hét paard niet bestaat? Het is maar net hoeveel ruimte je jezelf en anderen geeft. En als het echt niet mogelijk is om in het Zeeuws te schrijven, dan krijgt het Zeeuws Woordenboek voor mij toch een andere dimensie. Staat daar ook geen geschreven Zeeuws in? Als medewerker zal Piet het wel weten. 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2001 | | pagina 19