hoeveelheid doorgenomen partituren. Daaronder bevinden zich veel buitenlandse, alsmede enkele Nederlandse maar niet-Zeeuwse meesters. Van deze laatste volgen hier twee voorbeelden, namelijk de uit Utrecht afkomstige dames Catharina van Rennes (1858-1940) en Hendrika van Tussenbroek (1854-1934/5).24 Beiden waren leerlingen van Richard Hol, bij wie Gerard von Brucken Fock eveneens compositieleer studeerde.25 Het oeuvre van Van Rennes en Van Tussenbroek bestaat voor een groot deel uit kinderliedjes met pianobegeleiding. Sanders schrijft in dit verband over het kinderlied: 'Men vindt het geen grote kunst. Maar zij, die zo oordelen, vergeten, dat voor de muzikale ontwikkeling van een kind veel afhangt van het kinderlied, omdat dit dikwijls de eerste muziekbeoefening is, waarmee het in aanraking komt, hetzij thuis of op school. Er zijn inderdaad kinderen die op heel jeugdige leeftijd al blijk geven te genieten van de werken der grote componisten. Maar voor de meeste kinderen is dit te zwaar.'26 Vooral de eigenzinnige Van Rennes genoot in haar tijd veel aanzien, ook als zangeres en dirigente.27 Exemplarisch daarvoor is onder meer dat zij van 1916 tot 1921 werd aangesteld om de vocale ontwikkeling van prinses Juliana te begeleiden. Sanders meent dat de kracht van de muziek van Van Rennes ligt in het feit 'dat tekst en muziek hand in hand gaan, als twee gelijkwaardige partners. De tekst gaat niet onder in de muziek, wat juist voor een kinderlied zeer belangrijk is. Wel streeft zij ernaar het Nederlands zo zingbaar mogelijk te maken. Maar de poëzie blijft poëzie.'28 Van Tussenbroek heeft weliswaar een kleiner oeuvre dan Van Rennes voortgebracht maar de kwaliteit is prima, aldus Sanders. Haar werk 'tintelt van leven en levenslust' en staat volgens hem, 'juist door de grote eenheid van tekst en melodie', zelfs op een hoger plan dan dat van Van Rennes.29 Conclusie Het moge duidelijk zijn dat de inventarisatie van de bladmuziek in de Zeeuwse Bibliotheek te Middelburg enkele waardevolle 'vondsten' heeft opgeleverd. Overigens vormt deze inventarisatie slechts een eerste fase in een bepaalde reeks. Een tweede fase betreft de restauratie en binding van het soms in zeer slechte toestand verkerende materiaal.30 Daarna dienen de werken te worden gecatalogiseerd, zodat zij voor het publiek toegankelijk zijn. Momenteel zit het materiaal nog in fase twee. Wellicht wordt na de derde, catalogiserende fase niet slechts over deze muziek gesproken maar gaat zij eindelijk weer voor zichzelf spreken.31 Noten 1. Vgl. Plato, Phaedrus 246c: 'Is ze [de ziel] volmaakt en gevleugeld, dan zweeft ze in hogere regionen en bestuurt ze de hele wereldruimte; heeft echter een ziel haar veren verloren, dan valt zij naar beneden tot ze zich aan iets hards weet vast te klampen. Daar vestigt ze dan haar verblijf en neemt zo een aards lichaam aan, dat, dankzij de kracht die in de ziel is, de indruk wekt zichzelf te bewegen.' In dezelfde dialoog stelt Plato dat de filosoferende mens via aardse vormen van schoonheid wordt herinnerd aan de hemelse schoonheid die hij ooit - voor zijn geboorte - nog veel nader heeft kunnen aanschouwen (249c-252c; zie voorts Symposium 210a-2I2a). In zijn grote werk De Staat vat Plato de muziek op, mits zij in de juiste mate wordt beoefend, als aansporing tot het filosoferen (411 a-412a). Zie Plato: verzameld werk vert, door X. de Win (Kapellen 1999). 2. Vgl. het Historisches Wörterbuch der Philosophic, hrsg. von J. Ritter K. Gründer (Basel 1976) dl. 4, kolom 1415- 1418. 3. Vgl. een greep uit de artikelen van Albert Clement: 'Drie Zeeuwse componisten van psalmzettingen: Remigius Schrijver, Willem Lootens en Joost Verschuere Reynvaan', in: Zeeuws Tijdschrift 1990/40, nr. 5, p. 170-178; idem, 'Meer bekendheid voor Pieter Bustijn en zijn Zeeuwse vakbroeders', in: Zeeland: Tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 1991/1, nr. 0, p. 24-26; idem, 'Dr. Joos Verschuere Reynvaan, 'Frere a talent", in: Zeeland: Tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 1992/1, nr. 3, p. 147- 152; idem, 'De Zeeuwse organist als componist in de 17e en 18e eeuw', in: Het orgel: Officieel orgaan van de Nederlandsche Organistenvereniging 1993/89, p. 241-248, 281-286; idem, 'Aspecten van het muziekleven in Middelburg ten tijde van het stadhouderschap van Willem V (1751-1795)', in: Zeeland: Tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 1994/3, nr. 2, p. 63-69; idem, 'Gerardus Hubertus Galenus von Brucken Fock (1859-1935): de musicus', in: Zeeland: Tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 1995/4, nr. 3, p. 86-90; idem, 'Willem Lootens (1736-1813) - organist en klokkenist van Middelburg', in: Zeeland: Tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 1996/5, nr. 3, p. 107-112. Daarnaast is door 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2001 | | pagina 8