hertrouwde met Pieter Overgauw. Tijdens dit tweede huwelijk behaalde Witsen, die een enthousiast muziekliefhebster was, haar pianodiploma aan het conservatorium te Berlijn. Ook het tweede huwelijk hield echter geen stand en na 1922 is Witsen weer bij haar vader in Amsterdam gaan wonen, waar zij pianolessen is gaan geven om in haar levensonderhoud te voorzien. In 1951 trok ze naar het Zeeuwse Domburg en woonde daar tot haar dood op 29 augustus 1959 bij haar oudste dochter, jonkvrouw Maria Wilhelmine (Mia). Witsen was trouwens niet slechts een begaafd musicus en componiste; ze kon ook uitstekend bridgen en won daarbij regelmatig prijzen. Hoewel Witsen dus niet van Zeeuwe afkomst is, was zij wel gehuwd met een Zeeuw en heeft zij de laatste jaren van haar leven gewoond (en wellicht nog gewerkt) bij haar dochter die zich in Zeeland had gevestigd. Witsen heeft daarom in ieder geval een heel duidelijke band met Zeeland gehad. Deze 'toe-eigening' van Witsen tot het Zeeuws cultureel erfgoed wordt bovendien ondersteund door de feitelijke omstandigheden: Witsens handschriften en publicaties bevinden zich in het magazijn van de Zeeuwse Bibliotheek te Middelburg.8 Daarbij lijkt het te gaan om kwalitatief goed gecomponeerde muziek. Reeds het feit dat de enkele tussen deze handschriften aanwezige publicaties van Witsen bij gerenommeerde uitgevers als De Algemeene Muziekhandel - Stumpff en Koning (Amsterdam), W.F. Lichtenauer (Rotterdam) en G. Alsbach Co (Amsterdam) werden gepubliceerd, pleit voor de kwaliteit. Ook de teksten die Witsen gebruikt zijn fraai. Zo schreef zij samen met ene E.R. Nest in 1925-1926 de operette (in drie acten) Het Roode Masker, waarin dichtregels voorkomen als: O Ridder Held op wien ik bouw, aan wien ik m'eeuwig toevertrouw. Keer spoedig tot mij weder! Ik smacht naar Uwe liefdegloed, die mij het harte kloppen doet. Want ach, ik min U teeder!9 De composities van Witsen, overwegend geschreven voor piano en voor zang en piano, stammen over het algemeen uit het eind van de 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw. Zij was dus een tijdgenote van collega's als Morks, Lies en de gebroeders Von Brucken Fock.10 De eerste compositie droeg zij op aan haar eerste leermeester: haar grootvader. Emile von Brucken Fock Een componist die hier net als Witsen bijzondere aandacht verdient, is de broer van de veel bekendere Gerard von Brucken Fock. Tussen de stapels te inventariseren materiaal bevond zich namelijk de door Emile gecomponeerde Sérénade Fantastique, een kwartet voor strijkers. Deze vondst is om verschillende redenen bijzonder. In de eerste plaats betreft het een L|Sa* ..tit iLJTf t s nmi yjff if-j-a? lüÉfi^iI- igStif -SSr a - p Èt? p 0' Ag' 5*- 'rfffó#.-" 0' K ÉL*' l|ï f (*=£'1 yP - -P w OCH t («-stiqju - I Tl* rSi "2: i3r p rf i* 'r - - 2 - X*' i ï'l'- ...tl' fu j. -F— V - m - ,-aeas.JBs- f- j. s'ti aj. f A' <S' r -gr* <»•- ...1.' l'« p Fragment van de le vioolpartij uit de 'Sérénade fantastique' van Emilie von Brucken Fock (1857- 1944) 3

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2001 | | pagina 5