van Dr. H.T.Oberman. Rotterdam, (1926), p. 277 312, in het bijzonder p. 306:' De zee is voor dezen Zeeuwschen zanger immer beeld der eeuwigheid.' 4. Zie Boutens' lezing 'Vorm en vormeloosheid in de dichtkunst' uit 1933, postuum gepubliceerd door Karei de Clerck in: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke naamse Academie voor Taal- en letterkunde (1964), p. 359-370, met name p. 362 en p. 368. 5. Zie bijvoorbeeld VL 559, 750, 787, 860 en 895. 6. Hier is al eerder aandacht aan besteed door Karei de Clerck, 'Walcheren weerspiegeld in Boutens' poëzie'. In: De nieuwe taalgids 56 (1963), p. 91-99. De Clerck kon destijds echter nog niet beschikken over archiefmateriaal dat zich inmiddels bevindt in de Boutensdocumentatie van mevr. C.C.V. van Lier-Schmidt-Emsthausen (berustend op het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden), Vrije Universiteit, Amsterdam), waaruit ik wél heb kunnen putten. De meeste in dit artikel geciteerde documenten bevinden zich in deze Boutensdocumentatie, tenzij ik naar een ander archief verwijs. 7. Ik baseer mij daarbij grotendeels op Karei de Clerck, Uit het leven van P.C Boutens. Amsterdam, 1969 (2e dr.). 8. Deze ongepubliceerde lezing bevindt zich in de Zeeuwse Bibliotheek. 9. Het handschrift bevindt zich in de Boutensdocumentatie van Van Lier. Het gedicht werd in 1993 uitgegeven als bibliofieldrukje onder de titel 'Nu ging ter ruste' (gedrukt door De Uitvreter te Leiden in 150 exemplaren), op basis van de tekst in de almanak. Er zijn nogal wat varianten tussen het handschrift en de almanak-versie. 10. Utrechtsche Studenten-Almanak voor het jaar 1893, p. 171. 11. Zie Adresboek van Middelburg voor 1908, p. 148. 12. Zie De P.C Boutens-collectie van de Zeeuwse Bibliotheek te Middelburg. Samengesteld en ingeleid door RM. Rjkse, met bijdragen van B. Peperkamp en M. Goud. Amsterdam,1997, p.36. Zie ook: Dick van Halsema, 'Boutens' poezie kon een dode geliefde goed gebruiken. P.C. Boutens' zeldzame 'Naenia". In: Vrij Nederland, 1 oktober 1995, p. 60-61. 13. Het typoscript van het gedicht heeft de opdracht 'Aan J.Th. Toorop'. Boutens gaf het gedicht de opdracht 'Voor J.T.' in De Gids 67 (1903), dl. IV, 524-525. Bij de bundeling in Stemmen (1907) verdween de opdracht. Zie ook VL I 87- 188. 14. In het Toorop-archief, KB Den Haag. 15. Zie Francisca van Vloten, 'Dromen van weleer. Kunstenaars in Domburg 1898-1928'. In: Reünie op 't duin. Mondriaan en tijdgenoten in Zeeland. Red. I. Spaander en P. van der Velde. Zwolle/Middelburg, 1993, p. 13-71, in het bijzonder p. 14-15. 16. Onder het sonnet vermeldde Boutens: 'Domburg, 23 Aug. 1903' in De Gids 67 (1903), dl. IV, p. 520. De titel, opdracht en datering zouden komen te vervallen bij de bundeling in Sonnetten (1907). Zie VL 340. 17. Zie Marco Goud, "Neem nooit een molenaarsdochter!'. Brieven van P.C. Boutens aan zijn vriend J.M. Kakebeeke.' In: Jaarboek Betterkundig Museum 1 (1998), p. 21-58. Zie ook Marco Goud, "Ik schrijf vanuitje beminde Middelburg'. P.C. Boutens en zijn Zeeuwse vriend Jacques Kakebeeke'. In: Zeeland 8 (1999), nr. 4, p.133-141. 18. Geciteerd - vanwege de oorspronkelijke typografie - naar: P.C. Boutens, Stemmen. Amsterdam, [1907], p. 116-118. Zie VL 241-242. 19. Zie A.L Sötemann, 'Twee meesters en hun metier. Boutens en Van de Woestijne over de poezie'. In: A.L. Sötemann, Over poëtica en poëzie. Een bundel beschouwingen samengesteld en ingeleid door W.J. van den Akker en G.J. Dorleijn. Groningen 1985,p.105-117. 20. Tentoonstelling van schilderijen en teekeningen van Jan Toorop, Kunsthandel Kruger en Cie, 's-Gravenhage [1907]. 21. Zie Marco Goud, "Mijn blond-omduind Zeeuwsch eiland'. P.C. Boutens en Zeeland'. In: Zeeland 1 (1998), nr. 1, p. 1- 7, met name p. 3-5. In mijn nog te voltooien dissertatie (aan de Universiteit Maastricht) over Boutens zal ik een uitgebreide analsye en interpretatie van dit gedicht geven én aandacht besteden aan de complexe relatie tussen woord en beeld. 22. Van Herzeele schreef dit in 1956 als antwoord op één van de vele vragen van mevr. Van Lier. 23. Zie daarover Marco Goud, "Den dichter met den ver-starenden blik'. Over P.C. Boutens' 'Sterren. Voor J.Th. Toorop' (1917)'. In: Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 116 (2000), nr.2, p. 97-120. 24. Zie Van Vloten, 'Dromen van weleer', p.28. 25. Geciteerd naar W. Blok, P. C Boutens en de nalatenschap van Andries de Hoghe. Amsterdam, 1983, p.103. 26. In de Provinciale Zeeuwse Courant van 28 oktober 1998. 27. Doorslag van een brief van 28 januari 1931 van A.D. H[uysman] aan Boutens, in Museum Enschede te Haarlem. Met dank aan Johan de Zoete. 28. Een aantal van Boutens' Zeeuwse gedichten zijn gebundeld in: P.C. Boutens, Zeven zangen uit Zeeland Toelichting van Guus Sötemann. Tekeningen van Jan Toorop. Utrecht, 1995. 29. A.L. Sötemann, Domburgsch uitzicht van P.C Boutens. Middelburg, 1993 (Slib-reeks nr. 61), p. 19. 30. Zie daarover Ronald Rijkse, 'P.C. Boutens: 'Daar is niet een die eenzaam gaat als ik...'. In: Nehalennia (1998), nr. 120, p. 13-23, vooral p. 22-23. 38

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2001 | | pagina 40