1907: het liedje 'Aan Zee' is iets voor jou. Ik dacht dat uit op het strand aan de Oranjezon.'
Zoals men weet is Oranjezon het duingebied tussen Oostkapelle en Vrouwenpolder, én de naam van
een uitspanning aldaar. Ik citeer de eerste en de laatste strofe uit 'Aan zee'
O te luistren naar de zee,
Tot de ziel ga fluistren meê:
Tot heur zwijgen
't Wonderwoord
Uit zijn diepten stijgen
Hoort!
[-]
Licht verwoorden het de twee
Die behoorden 't lied der zee:
't Lied dat blij na
Droef berecht,
't Lied dat alles bijna
Zegt!18
Het inspringen van de regels symboliseert de golven van de zee. Het geluid van de ruisende golven
wordt in de laatste regels van het gedicht "t Lied dat alles bijna Zegt' genoemd. Het gaat hier niet
alleen over het lied van de zee, maar ook over het gedicht zélf. Het is dus een poëticaal gedicht. De
dichter kan in zijn werk niet alles zeggen. Het ultieme geheim kan niet worden verwoord. Dat is een
van de kernthema's van Boutens' symbolistische poëtica.19 Niet alleen is de zee een poëticaal
motief, de zee is tevens een symbool van het oneindige en het metafysische. De blik op de zee is
tegelijkertijd ook een blik in de eigen ziel.
Eveneens in de bundel Stemmen is het eerste gedicht te vinden waarin Boutens expliciet verwijst
naar zijn Walcherse afkomst. Ik doel op het gedicht "Regenboog", met de opdracht 'Aan J.Th.
Toorop na het zien van zijn krijtteekening van dien naam'. (VL 277). In het gedicht spreekt
Boutens Toorop als volgt toe:
Gij kwaamt, gelukkig pelgrim, naar mijn land,
Mijn blond-omduind Zeeuwsch eiland, als het ligt
Voor mij voorgoed in den mystieken glans
Van al de zonnen die dit leven brengt,
Over dit gedicht schreef Boutens aan Jacques Kakebeeke op 5 mei 1907: 'Heb je niet den catalogus
van Toorops tentoonstelling20 ontvangen, dien ik je toezond? De teekening genaamd 'Regenboog',
waarop ik het gedicht schreef, dat voor in den ctl. is opgenomen, werd door een vriend van me
aangekocht en hangt nu voor onbepaalden tijd hier op mijn kamer. Ik wilde graag, dat jij dat
Walchersche tooneel met je Zeeuwsche oogen hier eens zaagt. Het is bizonder Zeeuwsch en
bizonder mooi.'
Op de achtergrond is een vage regenboog te zien. Op de voorgrond zit een man zijn zeis te wetten.
Het meest opvallend is een staand meisje, met rooddoorgloed gelaat, dat mysterieus voor zich uit
staart. Voor Boutens moet Toorop hiermee iets wezenlijks hebben geraakt, want hij zegt in zijn
gedicht: 'Dit is het eigen land van mijnen droom' en geeft vervolgens een beschrijving in woorden
(ekphrasis) van Toorops tekening:
33