initialen van deze bijzondere uitgave, waarvan slechts twaalf exemplaren werden gedrukt. In de Boutens-collectie van de Zeeuwse Bibliotheek bevindt zich één van deze twaalf uiterst zeldzame exemplaren!12 Boutens bracht zijn zomervakantie in 1903 in Domburg door. Daar bezocht hij meer dan eens Jan Toorop. Op 26 augustus 1903 schreef Boutens in Domburg een gedicht met de titel 'Branding'. Hij droeg het op aan Jan Toorop.13 Op 5 oktober 1903 stuurde Boutens het gedicht aan de kunstenaar met het volgende begeleidende briefje: Waarde T[oorop- Mijn dank voor de kaart en de aquarel. Het geeft mij geluk te weten dat je zoo goed opschiet met je werk enz. in ons beminde Domburg. Als je overkomt, zul je me zeer welkom zijn. Ik ontving een zeer hartelijk schrijven van den Heer Drabbe, en zend hierachter een vers waarvan de gedachte tot mij kwam toen we samen hoog op de duinen zaten en van zoo dichtbij neerkeken in den vloed als in de oogen van een vrouw. Geluk en tot ziens!14 De genoemde 'Heer Drabbe' was de gepensioneerde generaal Johan Drabbe (1839-1916), de vader van de schilderes Mies Elout-Drabbe.15 Hij woonde in Domburg en was een goede vriend van Toorop. Toorop heeft hem en zijn dochter meer dan eens geportretteerd. Boutens schreef in augustus 1903 in Domburg een sonnet voor Drabbe, getiteld 'Zondagmorgen aan Zee'.16 Een interessante bron voor Boutens' vakantieverblijven in Domburg vormt de enkele jaren geleden door mij ontdekte (en inmiddels gepubliceerde) briefwisseling tussen Boutens en zijn Middelburgse vriend Jacques Kakebeeke, (1881-1958), die later directeur zou worden van de Middelburgse Stoommeelfabriek.17 In die brieven staan een aantal opmerkelijke uitspraken van Boutens over Middelburg en Walcheren. Hoewel Boutens in zijn lyriek en zijn brieven getuigde van een grote liefde voor Walcheren, schreef hij over zijn geboortestad Middelburg nogal negatief in zijn brieven aan Jacques Kakebeeke. Een kleine bloemlezing daaruit. Op 13 december 1904 schreef Boutens: met vreugde lees ik tusschen de regels datje niet bezig bent te ver-Middelburgen. Met vreugde; wantje weet zeer wel, dat er een stuk van je is dat ik aan de Middelburgers niet gun.'. En op 1 augustus 1905: 'Je ziet, ik schrijf van uitje beminde Middelburg. Ik ben hier maar voor een acht dagen; want het valt me zwaar hier langer te toeven. Als ik mijn moeder weêr eens gezien en gesproken heb, en eens naar Domburg ben geweest, waar Toorop huist, dan heb ik mijn bekomst aan Zeeland al.' Hoewel Boutens dus niet veel op had met de 'bier-drinkende M[iddelburg]sche gemeente' (zoals hij Kakebeeke schreef op 19 oktober 1905) zijn de zee en het Walcherse landschap hem wél altijd blijven bekoren, zoals blijkt uit zijn poëzie. Een mooi voorbeeld daarvan is het gedicht 'Aan zee', dat hij opnam in zijn bundel Stemmen (1907). Daarover schreef Boutens aan Kakebeeke op 5 mei Gij hebt in blind beslaan Uw oud geheim verraén: Geen kan meer in uw duisternis gclooven. Nu ge die helle lampen staL Die heel de reis door schaduwdal Niet zijn tc doovci». De bundel 'Naenia' (1903) uitgegeven in 12 exemplaren met daarin twee gekleurde initialen van de hand van Jan Toorop. OF. SCHIJNT van avondstrand Doods overkant Lichter dan heel dit land van leven: Zoo twee jonge oogen sterrestom Zien klaargchcven. Dood, uit uw schemer om. 32

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2001 | | pagina 34