georganiseerd hebben). Boutens was enige tijd (1892-1893) ab-actis van het gezelschap 'Zeeland'
volgens de almanak van 1893.10 Hij werd opgevolgd door A.A. de Veer, die in Boutens' tijd praeses
was geweest van het Middelburgse gymnasiastengenootschap Nihil Sine Labore. De Veer werd
later te Middelburg advocaat en procureur, plaatsvervangend kantonrechter, directeur van de
Zeeuwsche Hypotheekbank en lid der Provinciale Staten van Zeeland.11
Een ander lid van het Utrechtse studentengezelschap 'Zeeland' was F.C. van der Plassche, over wie
mij helaas niets bekend is. Aan deze Zeeuwse vriend droeg Boutens in zijn debuutbundel XXV
Verzen uit 1894 een gedicht op over de zee. In dit gedicht is duidelijk de invloed te horen van
Herman Gorters Verzen uit 1890, door Boutens zeer bewonderd. Ik citeer de eerste drie strofen:
De zee was dien dag een wonder
Van blauwe eindeloosheid onder
Het luchtedak van kristallijn.
Onder den hemeltuin vol zonneschijn.
Wij zaten aan den zanddrempel
Van den lichten hemeltempel;
Wat verre schepen soms voeren
Langs de zeevloeren.
De zee zong uit blauwen monde
Heel dien dag vreugdekonde:
Het was alles zoo licht en blijde,
Wat de zee zeide... (VL 43)
Er klinkt in ons hart wel een lied van het Zuiden,
Als 't verre geruisch van de Zee,
Een lied van een goed en een heerlijk beduiden
Van vriendschap, van vreugde, van vree,
Dat zwell' en dat daver in volle geluiden
En iedere Zeeuw zingt het mee.
Dat dit lied érg populair moet zijn geweest bij de leden van
'Zeeland', blijkt wel uit het lofdicht dat in december 1922 aan
Boutens werd aangeboden ter gelegenheid van zijn
vijfentwintigjarig dichterschap:
In het Sticht is een gezelschap
dat den naam van 'Zeeland' heeft,
waarvan thans een ieder lid wordt
die met Zeeland medeleeft.
Deugden van de oude Zeeuwen
worden enthousiast herdacht,
Zeeuwsche rondheid, Zeeuwsche gulheid
Portrettekening van P.C.
Boutens door Jan Toorop
(1905) tegenover de titelpagina
van de 'Stemmen' (1907).
Zoals gezegd is er helaas geen archief van het Utrechtse studentengezelschap 'Zeeland' bewaard
gebleven. Wél bewaard gebleven is het clublied dat Boutens er
voor schreef. Het eerste couplet van het lied luidt:
30