afb. 4. Onderzijde abdijtorentableau in de B. en W. -kamer in het stadhuis te Middelburg. De lengteschaal wordt in voeten aangegeven. D D afb. 5. Achterkant deel van de tegels van het abdijtorentableau in het tegelmuseum te Otterlo. Zichtbaar zijn de tegels met op hun achterkant in de rechter onderhoek D 19 (links) en D 20 (rechts). bladranken zijn echter jonger. Het is niet onmogelijk dat tableaus met een dergelijke lofrand dateren uit het eerste kwart van de negentiende eeuw, dus voor Zeeland al buiten de periode dat er sprake was van een 'Souvereine en independente Staat'. Ze kunnen gezien worden als een late oprisping van nationalistisch getinte trots. Toch zal het tableau met lofrand niet ver in het eerste kwart van de negentiende eeuw gemaakt zijn omdat de lengtemaat nog in voeten wordt aangegeven, terwijl men toch al leefde met, maar beslist nog niet gewend was aan, het door Napoleon in onze landen ingevoerde metriek stelsel (afb. 5). De Middelburgse voet bedroeg precies dertig centimeter (Verhoef, 1982), zodat 264 voet circa 80 meter was.8 De beide typen abdij torentableaus zijn dus niet tegelijkertijd, doch na elkaar gemaakt. De langere tableaus in het tegelmuseum te Otterlo en in het Haags Gemeentemuseum zijn van iets oudere datum dan de wat kortere tableaus in Middelburg, Leiden en Vrouwenpolder. De sleutel tot toekennen van een naam van een plateelbakkersbedrijf aan dit soort tableaus wordt doorgaans gevonden in de interpretatie van de wijze van de op de achterzijde van deze tableaus neergeschreven cijfers en letters. De meeste tableaus zijn in het gips ingebed, dan wel op een houten plaat vastgelijmd en zijn daarmee niet meer voor inspectie toegankelijk. Van het in zeer deplorabele staat verkerende abdijtorentableau in het depot van het Museum te Otterlo zaten echter enkele tegels los en deze konden worden omgedraaid (afb.4). Te zien zijn op de rechter onderkant van de tegel in blokschrift een hoofdletter D met daaronder een getal. Uit interpretatie van de zichtbaar geworden getallen 19 en 20 kan worden afgeleid dat het oplopen van de nummering blijkbaar plaatsvindt in horizontale rijen van links naar rechts en van beneden naar boven. Deze wijze van achterkantnotering met blokletters en daaronder een cijfer is typisch voor Rotterdamse plateelbakkerijen. Bestudering van de tegelachterkanten van het andere type, tien tegels hoge, abdijtorentableau moet leren of de nummering daar op dezelfde wijze plaatsvindt, dan wel in verticale i.p.v. horizontale rijen. Is dit laatste het geval dan zijn beide typen abdij torentableaus 11

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2001 | | pagina 13