OVER BOEKEN
P. Stuart und J.E. Bogaers (t), Nehalennia. Römische Steindenkmaler aus der Oosterschelde bei
Colijnsplaat, I. Textband, II. Tafelband. Collections of the National Museum of Antiquities at
Leiden, xi (Leiden: Rijksmuseum van Oudheden, 2001). 28 x 21 centimeter, twee delen; 222 biz.
tekst, met samenvatting in het Nederlands, en 118 biz. afbeeldingen. ISBN 90-74938-11-6.
Alweer 31 jaar geleden vond de eerste van een drietal visserijcampagnes plaats, waarbij
archeologen op onorthodoxe wijze met kotter en boomkor op zoek gingen naar resten van de godin
Nehalennia in de Schaar van Colijnsplaat. Zonder goed onderzoek van de locatie zelf werd daarbij
systematisch de bodem van de Oosterschelde afgeploegd, waarbij bouwmateriaal en een grote
hoeveelheid resten van votiefaltaren voor de godin Nehalennia te voorschijn kwamen en ook de
toenmalige context grondig werd verstoord. Onderzoek zoals toen toegepast zou in het huidige
tijdsgewricht van archeologische monumentenzorg ondenkbaar zijn.
Onlangs verscheen van de hand van P. Stuart en de helaas overleden J.E. Bogaers de lang verwachte
publicatie met de volledige beschrijving van de stenen monumenten die bij deze archeologische
vistochten en bij latere vondsten van vissers en een duiker boven water zijn gekomen. Daarmee is
het de tweede moderne wetenschappelijke monografie over de Romeinse tijd van Zeeland en, net
als de eerste, wederom gewijd aan de godin Nehalennia. Degene die een goed boek over alle
aspecten van de godin Nehalennia en haar tempels in Romeins Zeeland verwachtte wacht een
teleurstelling. De uitgave is precies als de voorkant al aangeeft: wetenschappelijk, sober en degelijk,
volgens het keurslijf van de serie waarin zij is verschenen. De afbeeldingen zijn dus kwalitatief
goed, maar helaas alle in zwart-wit uitgevoerd. De opbouw en indeling van de tekst laten exact zien
wat je in handen hebt: een wetenschappelijke catalogus, zeer uitputtend in het beschrijvende
gedeelte, voorzien van registers en concordanties, maar mager in de interpretatie en de conclusies.
Juist omdat het hier niet gaat om een van her en der bijeengegaarde verzameling, maar om vondsten
afkomstig van één vindplaats, had verwacht mogen worden dat de meerwaarde hiervan diepgaander
bestudeerd zou zijn en duidelijker uitgewerkt.
Het boek behandelt alleen de stenen monumenten van Colijnsplaat. De overige, minder belangrijke
(sic!) vondsten zijn buiten beschouwing gelaten. De epigrafische gegevens werden door Bogaers
bestudeerd, Stuart nam de iconografie van de altaren en beelden voor zijn rekening en C.J.
Overweel maakte een begin met de analyse van de steensoorten. Door het overlijden van zowel
Bogaers als Overweel moest Stuart zorgen voor de definitieve afronding, inclusief de verwerking
van recente vondsten.
De beschrijving volgt een iconografische indeling van het materiaal: 83 altaren met beeltenis, 111
altaren zonder beeltenis, 122 niet nader toe te wijzen fragmenten van altaren en 14 beelden en
beeldjes. De resultaten van deze beschrijvingen worden samengevat in 24 pagina's. Belangrijk
gegeven hierin is o.a. dat het complex zeer veel referenties bevat van overzeese handel en
scheepvaart: gewag wordt gemaakt van handelaren in zout, vissaus, wijn en aardewerk,
43