SAMEN HET ZEEUWS (WEER) OP DE KAART ZETTEN Marjolein de Visser Per 1 juli 2001 ben ik als consulent streektalen in dienst getreden bij de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland. Op verzoek van de redactie stel ik mij graag aan u voor. Zeeuwen willen immers graag weten wie ze voor zich hebben. Verder wil ik u een en ander vertellen over mijn werkzaamheden bij de stichting, over mijn vorige werkzaamheden en waarom ik voor deze uitdagende functie gekozen heb. Als kind werd mij al vaak de vraag gesteld: 'Van wie bï jie d'r dan eentje?' Om de naam van mijn vader recht te doen, antwoordde ik dan 'van Kees en Jannie de Visser'. Helaas, in Amemuiden kwam ik daar nooit zover mee. Onderzoekend keek men mij dan aan: 'Daer ken ik heloóf ik niks van o. Dan kom jie zeker nie van Aeremuu?' Nu komt mijn vader inderdaad 'van butenaf', van Noord-Beveland, maar mijn moeder is wel een 'Aeremuuse' en ook ik ben er geboren en getogen. Om duidelijk te maken met wie ze van doen hadden, moest ik dus iets anders verzinnen. Het kwartje viel meteen toen ik zei: 'Ik bin d'r eêntje van Jannie van Jaon Lappe'. Mijn oma, Adriana Janse- Siereveld, alias 'Jaon Lappe', was als eigenares van een krui deniers winkeltje vooral bij oudere dorpsbewoners een begrip. Al vond ik het als kind maar niks dat ze mijn oma 'Jaon Lappe' noemden, al snel leerde ik dat het een bijnaam was als zoveel andere, een begrip zonder negatieve bijklank, en voor mij een manier om uit te drukken 'van wien a 'k er eêntje bin'. Ik realiseer me echter dat dit systeem van Amemuidse bijnamen buiten dit vissersdorp niet bijzonder veelzeggend is, dus zullen velen van u genoegen moeten nemen met mijn naam en huidige woonplaats: Marjolein de Visser uit 's-Gravenpolder. Arnemuids met een vleugje Kamperlands De Zeeuwse taal, Arnemuids met een vleugje Kamperlands, is mij met de paplepel ingegeven. Mijn ouders hebben mij Zeeuwstalig opgevoed en met name op de lagere school (jaren zeventig) was het de gewoonste zaak van de wereld dat je je uitdrukte in het Zeeuws. Algemeen Nederlands spreken onder elkaar was 'raor', dat deed je niet, behalve tegen de onderwijzers. Daar moest je 'netjes' tegen praten. Heel anders lag het op de middelbare school in Middelburg, waar er door velen toch wat neergekeken werd op het Zeeuws. Ik herinner me een medeleerling uit Aagtekerke die zich niets van dat alles aantrok, en daar de bijnaam 'Boer' aan overhield. Vervolgens studeerde ik zes jaar Engelse taal- en letterkunde in Leiden, waar je met je Zeeuws natuurlijk helemaal nergens terecht kunt. Voor veel Zeeuwstalig opgevoede jongeren is dat een periode in hun leven, waarin ze onder druk van de hardnekkige opvatting dat Zeeuws onbeschaafd is, het Zeeuws (en vaak ook het Zeeuwse) voorgoed vaarwel zeggen. Gelukkig kwam ik er op tijd achter hoeveel de Zeeuwse taal en cultuur voor mij betekent. Ik ontdekte proefondervindelijk dat gesprekken met Zeeuwstalige familie, vrienden en kennissen stroef verliepen als ik ze aansprak in het Algemeen Nederlands. Sprak ik ze daarentegen aan in het Zeeuws, dan leek er een psychologische drempel te verdwijnen en kwam er wel een goed gesprek op gang. Voor mij, en blijkbaar voor veel andere Zeeuwen, is het Zeeuws een taal die mij meer dan alle andere talen in staat stelt uit te drukken wat ik bedoel. Het heeft voor mij iets vertrouwd, iets wat maakt dat ik me ergens thuis voel. Ondanks mijn omzwervingen buiten Zeeland, beschouw ik het Zeeuws, in het bijzonder het Arnemuids, nog steeds als mijn moedertaal. Echter, het Zeeuws is voor mij meer dan een taal die je alleen thuis spreekt met familie, vrienden en goede bekenden. Ook bij mijn vorige werkgever, de gemeente Goes, ervoer ik de link tussen 'vertrouwd zijn met elkaar' en het gebruik van het Zeeuws: hoe bekender je met collega's en 38

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2001 | | pagina 40