De Stenen Beer bij Fort Zandberg vóór de restauratie. met zeewater te inunderen om zo de vijandelijke legers de doortocht te verhinderen. Het reeds bestaande fort Het Boerenmagazijn, aan de westzijde van de Steenen Beer, werd vanaf 1784 gebruikt om de sluis te dekken. Na de Franse Tijd zijn de verdedigingswerken niet meer onderhouden, waardoor ze in verval raakten. Tijdens de Belgische opstand (1830-1839) echter werden de forten van de linie tijdelijk opnieuw in gebruik genomen. Tot 1852 stond de sluis van de Steenen Beer rechtstreeks in verbinding met de Westerschelde. In het genoemde jaar 1852 werd de Van Alsteinpolder bedijkt en daardoor verviel de sluis van de Steenen Beer. Het was nu immers niet meer mogelijk het gebied gecontroleerd te laten overstromen. Vrij kort hierna werd aan de noordoostzijde van de Stenen Beer een dijklichaam aangebracht en werden de beide sluiskokers met een dikke laag aarde bedekt. Aan de zuidwestzijde bleef de Stenen Beer met de beide vleugelmuren zichtbaar. Dit was de situatie de ing. K.J.J. Brand in 1977 aantrof. In de jaren daarna werden diverse instanties, waaronder de Stichting Menno van Coehoorn, benaderd met het doel het sluipend naderend verval van de Stenen Beer een halt toe te roepen. In het begin van 1996 - de Stenen Beer met aanliggende dijk was in eigendom overgegaan naar Staatsbosbeheer - werd het plan opgevat de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek te vragen een onderzoek in te stellen naar de toestand van de Stenen Beer. Een jaarlijks terugkerende werkweek van studenten van de Hogeschool Zeeland bood een uitstekende gelegenheid voor dit onderzoek. Onder leiding van de docent Menno van de Hoek werd door de navolgende studenten eraan deelgenomen: Elvira Adriaansen, Leonie Beenhakker, Martien le Clerqu, Tania Gutiérrez, Paul Koole, Frank Mersie, Saskia van Poperingen, Sherryl Salaroney, Paulette Steenblok, Dorien de Sutter en Jorine Ventevogel. De algehele leiding berustte bij schrijver dezes, voortreffelijk geassisteerd door Henk Hendrikse, wij beiden waren toen nog werkzaam bij het Provinciaal Depot voor Bodemvondsten te Middelburg, Henk is inmiddels in dienst als depotbeheerder bij de SCEZ archeologie te Middelburg, terwijl ikzelf al enkele jaren ben gepensioneerd. Veel voorbereidend werk werd verricht door de regiobeheerder van Staatsbosbeheer de heer Jos Kint. Het onderzoek vond plaats op 3 en 4 september 1996, waarbij vooral getracht werd inzicht te krijgen in de bouwkundige toestand en de manier waarop en de mate waarin restauratie van het object Stenenbeer gestalte kon krijgen. Met een graafmachine van de Fa. Van de Velde te Hulst werd het grondwerk voor een groot gedeelte verricht. Bovengemelde studenten assisteerden hierbij onder leiding van Henk Hendrikse 34

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2001 | | pagina 36