broer, graaf Willem III, die de Goede werd genoemd, diens zoon, de roekeloze Willem IV die in
Friesland zou sneuvelen en tenslotte de eerste graaf uit het Beierse Huis, Willem V de Verbeider,
wiens oudoom hij was. Hij vervulde voor hen vele taken, die van plaatsvervanger of stadhouder,
scheidsrechter en arbiter in politieke geschillen met andere vorsten en als legercommandant in veel
militaire campagnes uit die tijd. Hoewel hij zich daarvoor goed liet betalen, heeft hij nooit misbruik
gemaakt van het hem geschonken vertrouwen. Zelfs toen in 1347 door erfopvolging in de
vrouwelijke lijn de drie graafschappen onder moeilijke omstandigheden in handen kwamen van het
Beierse Huis, heeft hij geen enkele poging gedaan om de macht voor zichzelf op te eisen. Zijn ideaal
was blijkbaar niet in de eerste plaats dat van de uitoefening van politieke macht, maar dat van de
middeleeuwse ridder, namelijk om zich met zijn standgenoten te meten met de wapenen, zowel in
de vele oorlogen van zijn tijd als in de destijds bijna even ruwe vredesvariant daarvan, het toernooi.
De daarbij geldende 'klassieke' ridderidealen, van trouw, dapperheid en vrijgevigheid zijn treffend
beschreven door de Franse historicus Georges Duby in zijn boek over 'de beste ridder ter wereld',
Willem de Maarschalk'.29 Zelfs het in dat boek genoemde 'vierde' ideaal, het te hulp schieten van
een schone dame in moeilijkheden, heeft Jan daadwerkelijk nagestreefd toen hij in 1327, aan het
hoofd van 2757 man (het merkwaardig precieze aantal schijnt afkomstig te zijn van de
kroniekschrijver Froissard) Hollandse en Henegouwse troepen, de Engelse koningin Isabella van
Frankrijk hielp om zich te ontdoen van haar waardeloze echtgenoot, koning Edward II.
Met zoveel bezittingen en met al dat gevecht en gedraaf valt natuurlijk niet te verwachten dat Jan
van Beaumont zich intensief heeft bezig gehouden met Tholen. Zijn biograaf Waller Zeper noemt
Tholen echter zijn vaste verblijfplaats in Zeeland en uit een oude Zeeuwse rekening30 blijkt dat Jan
het al uit de tijd van Hendrik Buffel daterende versterkte huis31 in 1343 grondig heeft laten
verbeteren en vernieuwen. Of het dorp Tholen zelf ook al in Van Beaumonts tijd is versterkt, zoals
Hollestelle meende, blijkt niet uit de geraadpleegde bronnen. Waarschijnlijker is dat we dat tijdstip
moeten plaatsen in de tijd toen Tholen van Jans opvolger een vollediger keur kreeg die het dorp tot
stad maakte, dus rond 1366.Veel voorschriften heeft Jan van Beaumont zelf niet uitgevaardigd.
Voor Tholen kennen we er slechts vier. Drie daarvan (uit 1340, 1350 en 1352) waren bestemd voor
de Thoolse 'pannenmannen' (zoutzieders) en hun nijverheid (die toen blijkbaar floreerde) en uit de
vierde, van juli 1348, blijkt dat Tholen toen al een baljuw had en dat diens rechtszittingen nogal
eens verstoord werden door ongedisciplineerde onderdanen. Op basis van de brongegevens bij
Waller Zepers boek kunnen we vaststellen dat Jan Tholen tenminste vier keer heeft bezocht, in
1342, 1348, 1350 en 1353.
Uit Jans huwelijk met de gravin van Soisson was maar één kind geboren, een dochter die Johanna
heette en in 1338 getrouwd was met een 'pair' van Frankrijk, haar volle neef Lodewijk van
Chatillon, graaf van Blois. Na een huwelijk van acht jaar, waaruit drie zonen geboren werden,
sneuvelde deze in 1346 bij Crecy, waar de Engelse koning Edward III, in de eerste grote slag van
de Honderdjarige Oorlog, een overmoedig Frans ridderleger volledig in de pan hakte met behulp
van weinig ridderlijke boogschutters. Lodewijks eveneens aan Franse zijde strijdende schoonvader
en diens broer, graaf Willem III van Holland, hadden toen het leven van hun zwager, de Franse
koning Filips VI, gered door hem tijdig van het slagveld te leiden. Meer dan 1500 Franse edellieden
betaalden die dag met hun leven voor hun woeste charges tegen een hagel van dodelijke pijlen.
Toen Jan tien jaar later, in maart 1356, op zijn slot in Beaumont overleed, had hij ook zijn dochter
al overleefd en was de overdracht van zijn Hollandse en Zeeuwse bezittingen aan haar tweede zoon,
Jan, geregeld.32
Jan van Blois
Jan van Blois was ongeveer veertien jaar toen hij zijn grootvader daadwerkelijk opvolgde in de
19