Het oude kerkhof van
Schakerloo in het Oudeland bij
Tholen.
bleef de gebruikelijke vermelding van de begrenzingen van het leengoed achterwege, waaruit
afgeleid kan worden dat Schakerloo toen nog rondom in het water lag en nog niet aan het ernaast
liggende eilandje van Poortvliet was vastgedijkt. Hollestelle plaatste daarom de begindatum van de
indijking van de Vijftienhonderdgemeten polder kort na die datum en nog vóór het overlijden van
graaf Willem I in 1222, maar erkende dat die datering enigszins speculatief was. De tol bij
Schakerloo werd in de beleningsakte niet genoemd, dus we moeten aannemen dat die erbuiten viel
en Brabants bezit bleef.
In maart 1229 kocht Willems zoon, graaf Floris IV, van de twee zonen van een zekere Gote land,
ambacht en tienden in Schakerloo, waarbij bepaald werd dat de verkopers daarbij ook buitendijks
land in 'Oud-Schakerlo' zouden afstaan, hetgeen impliceert dat er toen ook al een Nieuw-
Schakerloo bestond en de inpoldering dus (geheel of gedeeltelijk) voltooid was.7
De verplaatsing van de scheepstol naar de dijk langs de Henetrecht (de latere Eendracht), waar het
dorp Tholen ontstond, moet dus vrijwel zeker vóór 1229 hebben plaatsgevonden.
Op 1 mei 1252 verleende de gravin Margaretha van Vlaanderen, samen met haar zoon Gwijde van
Dampierre, enkele niet nader omschreven voorrechten aan de inwoners van Tholen.8 Hieruit mag
worden geconcludeerd dat Tholen toen al een dorp van betekenis en de belangrijkste woonkern op
het eiland was geworden.
Hendrik Buffel
Hendrik Buffel was een ridder die zich vanaf 1235 blijkbaar mocht verheugen in de bijzondere
gunst van de Hollandse graven, een en ander vermoedelijk als beloning voor bewezen diensten Zijn
herkomst is onbekend, maar hij schijnt tot de grafelijke entourage te hebben behoord en zijn heer
gediend te hebben als diens getuige, bemiddelaar en (eenmalig?) als gezant naar de paus.9 Zijn naam
komt voor in niet minder dan twintig oorkonden, uitgevaardigd tussen 1235 en 1277. De
belangrijkste daarvan is voor ons die van graaf Willem II van Holland en Zeeland, de Roomskoning,
gedateerd 20 april 1248. Daarin wordt namelijk Hendrik Buffel, 'nostro dilecto et fideli nostro
familiari Henrico, dicto Buffel' (onze geliefde en trouwe dienaar) erfelijk beleend met het ambacht
Schakerloo, met land en tienden (behalve wat Hugo van Westkerke daar in leen hield), met de
bepaling dat jaarlijks eenmaal gedurende vijftien dagen krijgsdienst moest worden geleverd met een
kogge, bemand met 30 bewapende mannen.10
De inhoud van deze oorkonde roept nogal wat vragen op. De Hollandse graaf trad hier namelijk op
15