in een later boek opnam).1 Schakerloo, op wiens grondgebied later Tholen ontstond, was toen Brabants bezit, de andere drie eilandjes behoorden tot het graafschap Holland en Zeeland. Schakerloo, waaraan nu alleen nog een gehucht met een kerkhof aan de Oudelandse dijk herinnert, was al een oude nederzetting. De oudste mij bekende vermelding vond ik in het oorkondenboek van Noord-Brabant, waarin het land van Schakerloo door een zekere Rontrudis (een abdis?) geschonken wordt aan de kerk van Roda (St.-Oedenrode). De datering van deze oorkonde was blijkbaar nogal moeilijk: tussen 937 en 1147.2 Zeeland moet rond 1200 voor meerdere partijen een belangrijk gebied geweest zijn, niet zozeer vanwege zijn ongetwijfeld schaarse eigen rijkdommen, maar vooral vanwege zijn functie als verbindingszone tussen de mondingsgebieden van de Schelde enerzijds en die van de Rijn en de Maas anderzijds. De drie vorsten in de regio hadden er allen gewichtige belangen, niet alleen de graaf van Holland, die al jaren poogde zijn invloedssfeer naar het zuiden uit te breiden, ook de Vlaamse graaf, van wie hij Zeeland Bewestenschelde in leen hield en de hertog van Brabant hadden veel belang bij een veilig (handels)verkeer over de Zeeuwse waterwegen. Dat Brabantse belang kwam onder meer tot uitdrukking door de uitoefening van geleiderechten van de hertog op de Schelde en aangrenzende wateren. De tol op de Striene en de (Ooster)Schelde, die vanuit Schakerloo bediend werd, vormde daarvan een belangrijk onderdeel. Op 25 februari 1213 verklaarde hertog Hendrik I van Brabant om onbekende redenen zijn toenmalige, (en al even onbekende) leenmannen vervallen van hun rechten op de scheepstol en beleende hij zijn verwant, Godfried II, heer van Breda, met de helft ervan. De andere helft hield hij zelf. Bij deze gelegenheid werd Godfried bovendien beleend met de heerlijkheden Schakerloo en Ossendrecht.3 Het plaatsje Tholen moet ontstaan zijn toen de verplaatsing van het Schakerloose tolhuis noodzakelijk was geworden als gevolg van een inpoldering ten noorden en oosten van het eilandje, waardoor de bestaande vaarwegen (de Striene en de Mossel-Ee, respectievelijk ten westen en oosten van het dorp) moesten worden afgedamd. Hollestelle, die zijn gegevens voor een deel ontleende aan het achttiende-eeuwse oorkondenboek van Frans van Mieris (1755), beschikte niet over een rechtstreekse vermelding waaruit de datum van deze inpoldering kon worden vastgesteld en ook in de nu beschikbare latere bewerkingen van het oorkondenmateriaal is zo'n datering niet te vinden. Men zou toch verwachten dat een zo grote inpoldering als die van de Vijtienhonderdgemetenpolder geweest is, niet zonder goedkeuring van de landsheer mogelijk geweest kan zijn. Uit een Brabantse oorkonde uit 1255 blijkt dat Raas van Gaveren, heer van Liedekerke, die toen voogd was van de minderjarige heer van Breda, Hendrik V, in dat jaar weliswaar een Nieuw- Schakerloo ter bedijking uitgaf aan Boudewijn van Stavenisse, maar op basis van de in de akte aangegeven begrenzingen is geconcludeerd dat daarmee niet het latere Tholen maar waarschijnlijk de daar tegenover op de Brabantse oever aangelegde Boudewijnspolder bedoeld is geweest.4 In juli 1221 trouwde de Hollandse graaf Willem I met Maria, de oudste dochter van hertog Hendrik I van Brabant. Het was voor beiden hun tweede huwelijk: zij was weduwe van de Duitse keizer Otto IV en hij was eerder getrouwd geweest met Aleid van Gelre.5 Willems zoon uit zijn eerste huwelijk, de latere graaf Floris IV, was bovendien al sinds 1214 verloofd met Machteld, een jongere zuster van Maria van Brabant, maar de politieke banden met Brabant behoefden blijkbaar nog verdere versterking. Mogelijk zocht Willem I in die tijd Brabantse steun voor zijn weigering om de Hollandse leenplichtigheid voor Zeeland Bewestenschelde aan Vlaanderen te erkennen. Hoe dan ook, zijn positie in Zeeland zou door het huwelijk aanzienlijk worden versterkt want bij die gelegenheid werd hij samen met Maria door zijn schoonvader beleend met de helft van Schakerloo In de daarover door hemzelf en zijn vrouw uitgevaardigde oorkonde uit februari 12216 14

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2001 | | pagina 16