en Izak de Moor, werkte hij vele jaren goed samen met diens zoon Adriaan, zijn voorganger als burgemeester en daarna nog jaren lang raadslid. Het beste judicium over Ko treffen wij aan in de volgende geschiedenis: In 1870 wordt de vijftigjarige Pieter Reynhoudt opgenomen in het krankzinnigengesticht te Delft. Het is voor schrijver dezes, als arts, boeiend na meer dan een eeuw nog de diagnose te kunnen stellen. Pieter sprak niet meer en at niet meer. Daarmee was hij het evenbeeld van de man, die ik voor mijn examen psychiatrie moest beoordelen: psychische depressie door maagkanker. Die diagnose wordt bevestigd door de afloop: twee maanden later overleed hij. Maagkanker kwam toen veel voor, bevorderd door het eten van spek. Bijna iedereen hield er een varken op na. Pieters vrouw, Jannetje Tollenaar, bleef achter met een huis vol kinderen, zwanger, zonder enige bron van inkomsten. Als deze wanhopige vrouw samen met haar broer het verzoekschrift voor het mogen houden van een collecte opstelt begint zij aldus: 'Ik wend mij met een schrijven tot U Edel, daar ik het volste vertrouwen in heb, omdat U een vader der gemeente zijt, die hulp verleend, waar hulp nodig is. Het doet ons genoegen dat de collecte 28,- opbracht, dubbel zoveel als gebruikelijk. Bronnen, literatuur Gemeentearchief Wissenkerke. P.J.A. van Voorst Vader, 'Leven en sterven in Wissenkerke, 1853-1873 onder burgemeester J.H.L.Vader (1810-1892)', De Spuije nr. 30, 1993. P.J.A. van Voorst Vader, 'De ware geschiedenis van het conflict tussen dijkgraaf Willem Lodewijk Vader en Izaak de Moor', Historisch Jaarboek voor Zuid- en Noord-Beveland 1992, 103-109. H. van der Werf, Noord-Beveland 1850-1900 (Doctoraalscriptie 1987). 12

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2001 | | pagina 14