DE KERK VAN MOGGERSHIL
Jan J.B. Kuipers
De Zeeuwse verdronken dorpen staan volop in de
belangstelling. De provincie wil er zelfs een monument voor
oprichten, met de herdenking (in 2003) van de februariramp
van 1953 in aantocht. De nieuwe Stichting Cultureel
Erfgoed Zeeland heeft opdracht gekregen om een passend
voorstel te formuleren. Binnen de provinciegrenzen liggen
minstens honderdvijftig verdronken dorpen, inclusief de stad Reimerswaal. De meeste van deze
plaatsen zijn weggevaagd uit het collectieve geheugen: zelfs hun namen zijn vrijwel vergeten.
VERDWENEN ZEEUWSE
GEBOUWEN
Moggershil en Sint-Annaland op
een uitsnede van een 16de-eeuwse
kaart op perkament van het eiland
Tholen. De maker is onbekend.
Eén van die verdronken dorpen is Moggershil in het
noordwesten van Tholen, ongeveer op de grens van de
voormalige gemeenten Stavenisse en Sint-Annaland. Het
gebied van Moggershil is als eilandje ingepolderd in 1419.
De parochie werd niet vóór 1488 vermeld. De naam verwijst
naar Schouwse connecties: Mogge is een oude Zierikzeese
familienaam. Het woorddeel 'hiT duidt op een verhoogd
terrein. De negentiende-eeuwse oudheidkundige J.C. de Man
dacht hierbij aan een vliedberg. In de Middeleeuwen lagen
enkele honderden van deze aarden bergjes in Zeeland
verspreid; nu zijn er nog ruim dertig van over, vaak in zeer
geërodeerde toestand.
Het naar Zeeuwse begrippen jonge dorp Moggershil
overstroomde in 1509 en 1530/32. Het ging definitief
verloren bij de Allerheiligenvloed van 1570. Herdijking van
een (kleinere) Moggershilpolder vond pas plaats in 1660. Het
dorp Moggershil werd echter geen nieuw leven ingeblazen.
Ook de nieuwe Moggershilpolder, behorend tot Sint-
Annaland, bleef niet gespaard voor waterstaatkundige
ellende. Oevervallen en afschuivingen kwamen regelmatig
voor. Van 1835 tot 1865 en van 1912 tot 1978 was de polder
zelfs 'calamiteus'. Deze alleen in Zeeland bestaande status
betekende dat een polder of waterschap vatbaar was voor een
calamiteit of ramp, maar zelf de financiële lasten voor
zeewering en oeververdediging niet kon dragen.
Ondergang eigen schuld?
Er zijn aanwijzingen dat de bewoners van Moggershil ijverig hebben meegewerkt aan hun eigen
ondergang. Volgens de wapenkaart van Smallegange uit 1696 voerde het wapen van de heerlijkheid
een turfsteker en zes turven, hetgeen wijst op beoefening van de beruchte 'moemering': het turf- en
darinkdelven (darink is veen). Deze activiteit op het Zeeuwse platteland speelde de buiten de dijken
woelende erfvijand flink in de kaart. Men moerde zowel binnen- als buitendijks om brandstof (turf)
te verkrijgen, maar vooral ook voor de 'selnering' of zoutwinning. De dekkende kleilaag werd
verwijderd, waarna het veen werd afgestoken. De buitendijkse moemering leverde groot gevaar op
voor de kustverdediging. Al sinds de dertiende eeuw poogde de overheid er paal en perk aan te
27