idem; Ktg.: idem; Ovz.) N.B. (Ks.) T. Anl.: vliegestront; Scherp.; Svn.) Sch.D. (Bwh.,; Bns., ook:
vlie ge stront.', Dsr.; Nwk.: vliegepoep-, Otl.; Rns.: vliegestrontZ.V.W. (Gde.: vliegestrontL.v.A.
(Ax.: vliegepitten', Nz.: vliegestront) L.v.H. (Hit.; Kw.: vliegepoep!-stront, Ksz.) G.Ofl. (Odp.:
vliegestront; Ntg.; Ogp.: vliegestront
88. Als een insect voortdurend draaiende bewegingen maakt om iemands hoofd, zodat men
het voordurend moet afweren.: W. Kod.: rond m'n hóód te roenken.) Z.B. (Hrh.: 't tollen.;
Ovz.: koeieneren) Sch.D (Dsr.: De nauten binne bóós. L.v.H. (Ksz.: 't zoemen
89. Bromvlieg: maeneschieter: W. (Amd.: strondroenker; Bgk.; Kod.; Ok.; Osb.: brommer) Z.B.
(Bsl.; Dw.; Ha.; Hkz.; Hrh.; Kn.; Ovz.) N.B. (Ks.) T. (Scherp.; Svn.) Sch.D. (Bwh.; Bns.; Dsr.;
Nwk.: strontvliege; Otl.; Rns.) Z.V.W. (Gde.: maoneschieter) L.v.A. (Nz.: maneschieter) L.v.H.
(Hit.: maojeschijter; Kw.: ronker; Ksz.: maoieschijter) G.Ofl. (Odp.; Ogp.)
90. Geluid van dat insect: ronke: W. (Kod.; Ok.; Osb.: bromme) Z.B. (Bsl.; Dw.: brommeHa.:
bromme; Hkz.: zoeme; Hrh.; Kn.: bromme; Ktg.; Ovz.: brommen) N.B. (Ks.: bromme/zoeme) T.
Svn.: zoeme) Sch.D. (Bns.: bromme; Nwk.: zoeme; Rns.: zoeme) Z.V.W. (Gde.) L.v.A. (Nz.:
brommen) L.v.H. (Hit.: brommen; Ksz.: zoemen) G.Ofl. (Ogp.: bromme)
91. Vlieg die uitwerpselen eet en vaak op mesthopen zit.: strontvlieg(e): W. (Bgk.; Kod.; Ok.;
Osb.) Z.B. (Bsl.; Dw.; Hkz.; Hrh.; Kn.; Ktg.; Ovz.) N.B. (Ks.) Sch.D. (Bwh.: Bns.; Otl.) Z.V.W.
(Gde.) L.v.H. (Hit.: strontvlieg; Kw.: idem; Ksz.: idem) G.Ofl. (Odp.; Ntg.: daesvliege; Ogp.:
strontvlieg)
92. Horzel: brimste: W. (Ok.; Osb.: steekvliege) Z.B. (Bsl.; Dw.;Ha., ook: horzel; Hrh.; Kn.; Ktg.;
Ovz.) Sch.D. (Dsr.: stööter; Nwk.: noute; Otl.: paerevliege) Z.V.W. (Gde.: paerevliege) L.v.H.
(Hit.: daos; Ksz.: orzel) G.Ofl. (Ntg.: daesvliege)
93. Andere bekende woorden voor vliegen: geen relevante opgaven
94. Hor: (h)orre: W. (Amd.: haos; Dob.: gaois; Ok.; Osb.) Z.B. (Bsl.; Dw.; Gpol.; Ha.; Hkz.; Hrh.;
Ktg.; Ovz.) N.B. (Ks., ook: gaosje) T. Anl.; Scherp.: ook: vliegegaosje; Svn.) Sch.D. (Bwh.; Bns.,
ook: gaos; Dsr., ook: gaos; Nwk.; Otl.; Rns.) Z.V.W. (Gde., ook: orretje) L.v.A. (Ax.; Nz.:
raemhorre) L.v.H. (Hit.: vliegegaos; Kw.: idem; Ksz.: gaosken) G.Ofl. (Odp.; Ntg.; Ogp.: hor)
95. Tegen insecten afgesloten kast met gaas: vliegekass(e): W. (Kod.; Osb.: horrekaste) Z.B.
(Bsl.; Dw.; Gpol.; Ha.: horrekast; Hkz.; Hrh.: ook: horrekaste; Kn.: gaeskasse; Ovz.) T. Svn.:
spekkiste) Sch.D. (Bwh.; Bns.; Dsr.; Nwk.; Otl.; Rns.) Z.V.W. (Gde.) L.v.A. (Nz.: vliegekast)
L.v.H. (Kw.;) G.Ofl. (Odp.; Ogp.: vliegekast)
96. Vliegenvanger (lange strook papier met sterke lijm bestreken): vliegenvanger: W. (Amd.;
Kod.; Ok.; Osb.: liemstroke) Z.B. (Bsl.; Dw.; Gpol.; Ha.; Hkz.; Hrh.; Kn.; Ktg.; Ovz.) N.B. (Ks.)
T. (Anl.: vliegeklapper; Scherp.; Svn.) Sch.D. (Bwh.; Bns.; Dsr.; Nwk.; Otl.; Rns.) Z.V.W. (Gde.)
L.v.A. (Ax.; Nz.) L.v.H. (Hit.; Kw.; Ksz.) G.Ofl. (Odp.; Ntg.; Ogp.)
97. Vliegenmepper: vliegemepper: W. (Bgk.; Kod.: vliegeklapper; Ok., ook: vliegeklapper) Z.B.
(Bsl.; Dw., ook: klapper; Gpol.; Ha.; Hkz.; Hrh., ook: vliegeklapper; Kn.,: ook: vliegeklapper; Ktg.:
vliegeklapper; Ovz.) N.B. (Ks.) T. Anl.: vliegeklapper; Scherp.; Svn.: vliegeklapper) Sch.D.
(Bwh.; Bns.; Dsr.; Nwk.; Otl.; Rns.) Z.V.W. (Gde.) L.v.A. (Nz.) L.v.H. (Kw.; Ksz.) G.Ofl. (Odp.;
Ntg.; Ogp.: vliegeklapper)
98. Andere toestellen om insecten te vangen: vliegeglas: W. (Bgk; Kod.; Z.B. (Bsl.; Ha.; Hkz.:
schutteltje mie stropie; Hrh.; Kn.; Ktg.) Sch.D. (Bns.; Otl.: flitspuite; Rns.: vliegdeure) Nvt.) L.v.A.
(Nz.) G.Ofl. (Odp.)
99. Runderhorzel: horzel: W. (Kod.; Ok.: brimste) Z.B. (Bsl.; Dw.; Ha.; Hrh.; Ovz.) T. (Scherp.;
Svn.) Sch.D. (Bwh.; Bns.; Nwk.: runderhorzel; Rns.) Z.V.W. (Gde.) L.v.A. (Ax.) L.v.H. (Hit.:
runderhorzel; Kw.: daos; Ksz.: runderhorzelldaos) G.Ofl. (Odp.: horzel; Ntg.)
100. Larve van dat insect: Z.B. (Bsl.: horzelwurm) Sch.D. (Bns.: horzellan'e)
101. Bult op de huid van een rund na de steek van zo'n insect: horzelbult(e) W. (Kod.)
47
