Noten 1. Er bestaat onderscheid tussen 'gezelschap' en 'genootschap' op basis van de organisatievorm. Een zanggezelschap kon een wat minder formele organisatiestructuur hebben, terwijl een genootschap zich aan een vastgelegde structuur moest houden. Zelfs bij het Haagse zanggenootschap zien we dat, hoewel er predikanten zitting in de directie hadden, het niet onder gezag van de kerk viel. 2. J. R. Luth, Daer wert om 't seerste uytgekreten. Bijdragen tot een geschiedenis van de gemeentezang in het Nederlandse Gereformeerde protestantisme 1550 - 1852 (Kampen 1986), 306. 3. Haags Gemeentearchief (HGA), Archief Hervormde Gemeente Den Haag (AHGDH), inv.nr. 404 (verslag vergadering ministerie van predikanten 7 mei 1802). 4. HGA Bibliotheek. Bericht van de ontstane geschillen tussen de grote meerderheid der werkende leden en de directie van het Godsdienstig Christen-Zanggenootschap in 's Hage, 4. 5. Zowel muziekhistorische informatie, als kennis omtrent de componisten die hun diensten verleenden aan dit koor, wijzen in deze richting. 6. Cantatediensten worden nog regelmatig in de Haagse Kloosterkerk gegeven. 7. HGA, AHGDH. inv.nr. 404 (verslag vergadering ministerie van predikanten 2 juli 1802). 8. Zie bijlage 2. Van de directieleden traden ds. Jacob Groeneveld, ds. Reinier Pieter van de Kasteele en ds. Willem de Koning tegelijk toe tot 'Kunstliefde Spaart Geen Vlijt'. 9. Deze commissies waren plaatselijk en bestonden naast de kerkenraad en kerkvoogdij. Het ging voornamelijk om financiële en organisatorische zaken, die met de kerk en de eredienst te maken hadden. 10. In de zorgvuldig geschreven notulen van het ministerie van predikanten is duidelijk te lezen dat van deelname door dit koor aan liturgische functies geen sprake was. 11. Het is bekend dat in sommige gemeenten psalmen meerstemmig werden gezongen na afloop van de eredienst. Zie: Daer wert om het seerste uytgekreten, 321-322. 12. Een tekstboekje van een cantate ter gelegenheid van het in gebruik nemen van een nieuw orgel in de Middelburgse Waalse kerk lijkt dit te eveneens bevestigen. Voor de eigen gemeente werd in het Frans gezongen. Deze cantate in de Franse taal werd uitgevoerd in 1815. De titel luidt: Cantate pour la dedicace des orgues dans l'Eglise Wallonne de Middelbourg par J.B.D. Wibmer. 13. H. van Alphen, Mengelingen van Proza en Poëzy (Utrecht 1783), 305 - 310. 14. Zowel de Leidse als de Haagse versie zijn uitgebreid met een voorzang. Deze blijkt door Van Alphen zelf te zijn geschreven. Hij overleed op 2 april 1803, dus is het niet uitgesloten dat Van Alphen deze voorzang schreef met het oog op de uitvoering van het Christen-Zanggenootschap in 1802. Zie: Buijnsters 1973, 390, en A. de Jager, Taal- en Letterbode (Haarlem 1870), 254-257. 15. De orkestpartijen berusten bij het Leids Gemeentearchief en op microfiche bij de bibliotheek van het Haags Gemeentemuseum. De twee cantates voor Kerst en Pasen zijn op compact disc verschenen. 16. Er zijn geen uitvoeringen bekend van Tot Meerder Oefening voor 1805. 17. De cantate Gethsemané, afkomstig uit de Proeve van liederen en gezangen behoorde tot het repertoire van het Christen- Zanggenootschap. en komt later voor. te weten in 1813, bij het Leids zanggenootschap Tot Meerder Oefening. Dat Ruppe deze cantate meenam naar Leiden ligt voor de hand. 18. Uit het voorwoord van: Aanspraken en gebeden bij de viering van des Heilands geboorte en den uitgang van het jaar (Rotterdam 1805), p. V. 19. Van zijn hand is ook een koraalboek uit hetzelfde jaar, waarin hij de psalmen op nieuwe melodieën zette. 20. Dank aan S. W. M. A. den Haan te Zierikzee voor deze informatie. 21HGA. Archief Literair genootschap 'Kunstliefde Spaart Geen Vlijt', inv.nrs. 24-26. 22. Deze cantate komt wel in Liederen voor het Christen-Zanggenootschap voor, maar is waarschijnlijk niet in het openbaar uitgevoerd. 23. Als enige in deze lijst heb ik het tekstboekje van de Utrechtse Hoope der Zaligheid niet kunnen vinden. 24. Dit zanggenootschap heeft enige tijd naast het Christen-Zanggenootschap bestaan. Het is ontstaan door een scheuring binnen het Christen-Zanggenootschap. 25. H. van Alphen, Mengelingen. 26. Ik vermoed dat het opnieuw gebruiken en bewerken van cantateteksten een gangbare praktijk was. Dat de nieuwe versie opnieuw getoonzet werd. is dan ook zeer waarschijnlijk. Bedenk hierbij dat het auteursrecht zoals wij dat kennen nog niet bestond. 27. H. van Alphen, Mengelingen, 309. 20

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2001 | | pagina 22