Oorzaken en gevolgen
Aan de hand van een tekstboekje van het Christen-
Zanggenootschap in Den Haag kan De Hemelvaart met
zekerheid aan Hiëronymus van Alphen toegeschreven worden.
Zijn teksten zien wij hier wel vaker naast die van Thomas van
Limburg en Reinier Pieter van de Kasteele. Dc Proeve van
liederen en gezangen voor den openbare godsdienst (1801-
1802) vormde de voornaamste bron waaruit men putte voor de
liederen en cantates van het Haagse koor. De bekendste cantates
van Van Alphen, te weten De Starrenhemel, De Doggersbank en
De Hoope der Zaligheid, afkomstig van de Mengelingen, in
Proze en Poëzy uit 1783, zijn alle drie op muziek gezet. Op het
repertoire van het Christen-Zanggenootschap staan eveneens
drie cantates van Van Alphen, alleen niet die uit 1783. De
werken Gethsemané, Golgotha en De Hemelvaart vinden hun
oorsprong in de bovengenoemde Proeve van liederen en
gezangen. Van Alphen schreef deze bundel in twee delen als
inzending voor de op handen zijnde uitgave van de Evangelische
Gezangen, en een aantal werd, in bewerkte vorm, inderdaad
daarin opgenomen. Deze liederen hebben een grote expressieve
reikwijdte, sommige gaan uit van een gemeenschappelijke
beleving, andere hebben een bijna dramatisch karakter. Als we
ons bedenken dat Van Alphen zich uitsprak ten gunste van de
expressieve mogelijkheden van de cantate in liturgisch verband,
terwijl hij weinig hoop koesterde op daadwerkelijke invoering
hiervan, dan kunnen we ons met recht afvragen of zijn
Mr. Hiëronymus van Alphen
(1746-1803) liet zich in zijn
geschriften meerdere malen uit
over de toestand van de
kerkmuziek in de Nederlandse
Hervormde Kerk
silhouetteportret/tekening in
Oostindische inkt; circa 1790;
coll. en foto Gemeentelijke
Foto- en Archiefdienst
Utrecht).
bedoelingen met deze bundel wel zo eenduidig waren.13 Als
nummer 12 in de bundel is De Hemelvaart vermeld als feestzang die bestaat uit een vijftal liederen.
Alle liederen en gezangen uit deze verzameling werden door de auteur van psalmwijzen voorzien.
Dit deed hij met het oog op de Evangelische Gezangenmaar het feit dat deze teksten zich ook
leenden voor verwerking als cantate kan niet ver van de bedoelingen van de auteur hebben
afgelegen.14
Wegens zijn posities in zowel Leiden als Den Haag kunnen we als componist van De Hemelvaart
Christian Friederich Ruppe (1753-1826) aanwijzen. Deze uit het Duitse vorstendom Meiningen
afkomstige musicus en componist verwierf in die hoedanigheden een grote reputatie. Zijn werk als
kapelmeester van de Leidse universiteitskapel en koorleider heeft ook niet in geringe mate
bijgedragen aan zijn roem. Voordat hij zijn werkzaamheden bij het Christen-Zanggenootschap
begon, was hij verbonden aan de Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis in zijn woonplaats
Leiden. Hier onderwees en leidde hij van 1796 tot in 1799 een koor van weeskinderen. Hij schreef
zijn eerste cantates voor solisten, koor en orkest, die door de wezen werden gezongen. Van de vier
werken die Ruppe schreef zijn twee bewaard gebleven, en deze werken geven ons een indruk van
hetgeen hij waarschijnlijk voor het Haags genootschap geschreven heeft.15 De Hemelvaart is twee
keer uitgevoerd door het Christen-Zanggenootschap, in 1803 en 1804 onder Ruppes leiding. Den
Haag moet hem vaarwel zeggen in 1805. Door de steeds erger wordende geestesziekte van zijn
vrouw was Ruppe genoodzaakt een aantal activiteiten af te stoten. Toch had hij blijkbaar de smaak
te pakken, want nu liet binnen Leiden een zanggenootschap zijn stem horen. De advertenties geven
blijk van het bestaan van 'een Leids koorgezelschap' en het is goed mogelijk dat we hier met het
13