De oprichters van het Christen-
Zanggenootschap zagen de
Nieuwe Kerk als ideale
concertlocatie. Alle openbare
uitvoeringen van het koor
werden hier gegeven
(ets en gravure door Jan Fokke
(1742-1812) naar N. Van
Ginkel; Gemeentearchief Den
Haag).
betrekking tot het repertoire maakte. Met het oog op het stichtelijke karakter van hun concerten
koos men niet slechts voor geestelijke liederen, maar voor geestelijke cantates in de toen populaire
galante stijl.5 Dat een en ander een zeer godsdienstig karakter droeg spreekt vanzelf, maar het ging
hier niet om kerkdiensten. De cantate, die haar oorsprong vindt in Italië, is een meerdelig vocaal
werk met een geestelijke of wereldlijke tekst. Er zijn, uiteraard buiten de Republiek, precedenten
voor het liturgisch gebruik van geestelijke cantates. Het bekendst zijn de cantates die Johann
Sebastian Bach (1685-1750) schreef voor de Thomaskirche in Leipzig. Nog heden ten dage worden
deze werken voor solisten en koor met orkestbegeleiding in liturgisch verband uitgevoerd; denk aan
de zogenaamde cantatediensten.6 Op het eerste gezicht mag de repertoirekeus van de
zanggenootschappen vergelijkbaar lijken. Immers, de cantates die men in Den Haag zong, waren
ook voor solisten, koor en orkest. We mogen echter niet vergeten dat Bach zijn cantates schreef
voor de Lutherse Kerk. De Nederlands Hervormde Kerk, op calvinistische leest geschoeid, had een
beleid met betrekking tot muziek en liturgie dat met een modem woord 'minimalistisch' te noemen
valt. Het meezingen van de gemeente gold hier als regel, en slechts de psalmen genoten officiële
goedkeuring. In de cantates van het Christen-Zanggenootschap kreeg echter de koorzang veel
nadruk, hoewel dit natuurlijk niet geheel ten koste ging van de samenzang. In verband met dit
laatste is het opvallend te melden, dat men ook andere teksten zong op de psalmmelodieën. Zoals
gezegd werd dit alles niet in een liturgisch kader aangewend, maar was bedoeld ter opluistering van
de christelijke hoogfeesten, buiten de liturgie om.
Van gezelschap tot genootschap
Het pas opgerichte koorgezelschap presenteerde zich in het jaar 1802 middels een brief aan de
predikanten van de Haagse Hervormde Gemeente. Predikant Reinier Pieter van de Kasteele (1767-
10