EEN STICHTEND VOORBEELD Het repertoire van twee godsdienstige zanggenootschappen te Middelburg en Den Haag in de periode 1800-1820 Peter Kann Populariteit wordt vaak gezien als een vorm van succes in onze mediagestuurde wereld. Als het nieuws van een product, een boek bijvoorbeeld, zich wijd verspreidt dan zal het object zelf niet ver achterblijven. Zo ziet een schrijver, die zich internationaal gewaardeerd weet, zijn pennenvruchten in meerdere vertalingen en oplagen de wereld rondgaan. We leven in een tijd waarin de verspreiding van vele vormen van kunst en cultuur een grote vlucht genomen heeft, en in dit zogenaamde informatietijdperk mag deze verspreiding zelfs een groeiindustrie worden genoemd. Het principe van vraag en aanbod is echter van alle tijden, hoewel methodes en mechanismen veranderen. Iets waarnaar veel vraag is, laat zich graag verspreiden. Dit laat op zijn beurt sporen na. De historicus kan deze sporen als een detective volgen om dan op zoek te gaan naar de ware toedracht van gebeurtenissen in het verleden. Hierdoor zijn historische feiten met een grotere trefzekerheid te achterhalen. Zo kan de oorsprong worden aangetoond, en kunnen verschillende gebeurtenissen met elkaar in verband blijken te staan. Wat het gekozen onderwerp van de godsdienstige zanggenootschappen 1800-1825 betreft, lijkt het vaststellen van verbanden op het eerste gezicht een gemakkelijke zaak. Deze koorgezelschappen hielden hun uitvoeringen in de kerken, en hadden tot doel het verbeteren van de kerkelijke samenzang. Dat genoemde koren populair waren, mag blijken uit het feit dat deze voorkwamen in meerdere steden in Holland, Utrecht en Zeeland. Samengevat is dit hetgeen de spaarzame literatuur over de zanggenootschappen meldt. Maar het gepubliceerde roept meer vragen op dan het beantwoordt. Sommige van deze vragen rijzen bijvoorbeeld bij de bestudering van de archiefstukken en gedrukte zangteksten van de zanggenootschappen 'De Eensgezindheid' te Middelburg, en het Christen-Zanggenootschap te Den Haag. Zanggenootschappen en hun activiteiten De godsdienstige zanggenootschappen en -gezelschappen1 heten vooral dienstbaar te zijn geweest aan de nieuwe ontwikkelingen in de protestantse liturgie, te weten de invoeringen van de psalmberijming in 1774 en de Evangelische Gezangen in 18062. Ze worden ook in verband gebracht met de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen en haar project de Nederlandse volkszang te verbeteren, in het bijzonder de kerkelijke samenzang. Door nadere bestudering van een aantal zanggenootschappen uit de grotere steden blijkt dat dit niet de hele waarheid is. Wat waren dan hun doelstellingen? Waar wij weinig archiefmateriaal hebben van het zanggenootschap te Middelburg, kan hetgeen bewaard gebleven is van het Christen-Zanggenootschap te Den Haag misschien uitkomst bieden. Kort na de oprichting zocht het gezelschap toenadering tot de Haagse Hervormde Gemeente in de hoop de al begonnen activiteiten te kunnen uitbreiden. In een brief aan de predikanten van vermelde Hervormde Gemeente verzochten zij toestemming voor het uitvoeren in de Nieuwe Kerk van een geestelijk vocaal en instrumentaal kerkconcert, waarvan onlangs ene proeve, in de Engelse Kerk, was gegeven ,..'3 Later, terugkijkend op de beginperiode, formuleerde men het als volgt: 'Er bestond een zanggezelschap in het begin van het jaar 1802, met de verhevendste doeleindens bezield, om, namelijk op de hoge christenfeesten, ter ere van het Drieënig Opperweezen, met zang en stem hunne hulde, eerbied, lof en dank, plechtstatig in 't midden der christenen te bewijzen ...'4 Wat bij bestudering van de verdere carrière van dit koor aan het licht komt, is de keus die men met 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2001 | | pagina 11