DE JACOB CATSPRIJS VOOR ZEEUWSE GESCHIEDSCHRIJVING: HOE, WAT EN WAAROM* Erik van der Doe Zestien jaar geleden verscheen er een klein, ogenschijnlijk onbeduidend, boekje, een foldertje meer, over historisch onderzoek in Zeeland, uitgegeven door de Werkgroep Historie en Archeologie van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. Daarin werd een opsomming gegeven van de meest uiteenlopende onderwerpen voor mogelijk historisch onderzoek in Zeeland: de Lijst van leemten. Het leek wel of er nauwelijks iets bekend was van de geschiedenis van Zeeland. Vele jaren werd deze leemtenlijst gebruikt door studenten, wetenschappers en amateur-onderzoekers bij het kiezen van een onderwerp voor studie. De jaren '80 mag een keerpunt in de geschiedschrijving over Zeeland genoemd worden: begin jaren '80 verscheen de Encyclopedie van Zeeland van het Zeeuwsch Genootschap, in 1984 verscheen de zojuist genoemde Lijst van leemten en 1987 werd de Stichting Regionale Geschiedbeoefening Zeeland opgericht (waaronder ook de consulent regionale geschiedbeoefening opereert). Historisch onderzoek nam een vlucht en in de jaren '90 verscheen er een stroom aan publicaties. Vooral de laatste pakweg vijftien jaar is er heel veel gebeurd op historisch gebied in Zeeland, een haast explosieve groei van historische boeken, boekjes en artikelen. Maar aan de andere kant, door de moderne opmaak- en druktechnieken kan ook haast alles (op het eerste gezicht) professioneel worden uitgegeven, ook zaken die uiterlijk meer lijken dan ze werkelijk inhoudelijk voorstellen. Cultuur en geschiedenis zijn meer in de belangstelling gekomen, mensen hebben meer vrije tijd gekregen om onderzoek te doen en de bronnen zijn beter, en voor een groter publiek, beschikbaar gekomen. Maar uiteindelijk gaat het er toch om dat mensen gestimuleerd worden onderzoek te doen. Zij moeten het doen. De archiefinstellingen en bibliotheken kunnen 'slechts' de bronnen beschikbaar stellen en de helpende hand bieden bij historisch onderzoek. Tijdens een symposium over de bevordering van historisch onderzoek in Zeeland in 1994 werd duidelijk dat er behoefte bestond aan een geactualiseerde Lijst van leemten, resulterend in de nieuwe herziene druk die vorig jaar uitgegeven kon worden, met hetzelfde doel: historisch onderzoek over Zeeland te stimuleren en een handreiking te bieden aan studenten en andere onderzoekers bij de keuze van een Zeeuws onderwerp. En ondanks de veelheid aan publicaties is de tweede druk van de Leemtenlijst niet dunner dan de eerste, sterker nog, dikker zelfs. Niet alleen is er een verschuiving in aandacht te constateren van vooral politieke geschiedenis naar meer sociaal-economische geschiedenis en ook 'groene geschiedenis', tevens blijkt dat meer onderzoek weer meer vragen oproept en steeds duidelijker wordt waar de hiaten zitten. Bovendien weten de bronnenbeherende instellingen tegenwoordig preciezer aan te geven wat zij allemaal in huis hebben en wat, als het ware, ligt te wachten op onderzoek. Waarom dan nog verder mensen stimuleren onderzoek te doen? Ten eerste is er toch een lichte teruggang te constateren in het aantal Zeeuwse studies, en vooral het aantal grotere onderzoeken de laatste jaren, en ten tweede moet je nu eenmaal alles onderhouden en niet als vanzelfsprekend aanvaarden. In deze tijd van overvloed aan informatie moet de onderzoeker ook gegidst worden: catalogi, inventarissen, bronnengidsen, zoekwijzers. De tijd van afwachten tot er iemand op afkomt is voorbij. Je moet ook tonen watje in huis (of beter: in je depots) hebt. Het is cultuurgoed van ons allemaal. Nu klinkt een bekende uitspraak van de archivaris Michael Schoengen ons wat vreemd in de oren, toen hij bij zijn afscheid in 1933 zei: 'Niemand vraagt mij eens wat en ik weet zoveel.' Zeker in deze tijd moet je ook je best doen mensen te binden en te stimuleren. Hierbij spelen 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2001 | | pagina 25