Rietbergkwartier 43, 4333 EK Middelburg, telefoon 0118- 629556. Spelletjes In de vorige aflevering begonnen we met een uitgebreide beschrijving van tikspelletjes, die vermeld staan in het Woordenboek van der Zeeuwse Dialecten (WZD).We kregen hierop twee aanvul lingen. Dat was wel weinig. We hadden op meer gehoopt. Mw. J. Mosselman-de Jonge uit Kapelle schreef: 'Ik heb wat opgeschreven uit mijn herinneringen en het betreft Kruiningen in de jaren dertig. Ik vind het moeilijk om overal uitleg over te geven van hoe en wat. Daarom zal ik ze opnoemen: Jo-jo, diabolo, bellen blazen, busjeslopen, bikkelen, 'oepelen, 'ienkelen, touwtje springen, tikkertje, wegkrupertje, knikkeren (murpelen), stelten lopen, kleppen, vangeman (renne), kaaseballen, koesjerieën, tollen, klosje en netje breien, sneeuwballen gooien, roenkels, slieren op slootjes, vaodertje en moedertje spelen, bevertje zoeken. De heer A. Goeman uit Yerseke komt met kotten: met krijt werd op het schoolplein een figuur getrokken. Het was een rechthoek, verdeeld in 9 vakken (3 horizontaal en 3 verticaal, genummerd van 1 tot en met 9, zodanig, dat de nummers op elkaar volgen. Op de onderste rij de nummers 1,2,3, de bovenste rij 7,8,9 en daarboven een cirkeldeel met nr. 10 erin. (Opm. Een variant op WZD pag. 336). Al hinkelend moest je een platte steen met je voet van het het ene vak in het andere krijgen tot nr. 10. Schoof een steen een vak te ver of bleef ze in hetzelfde vak, dan was je af. Dat was ook het geval als je met je andere voet op de grond kwam. Driengen In een hoek van een muur probeerde je de jongen die voor je stond, te verdringen tot je zelf vooraan stond. Petje bal Als 'bok over aes'maar dan moest je je pet, die we toen droegen (is trouwens nu weer in hoor, RW), met je hoofd tijdens de sprong over de rug van de bok, op de pet van je voorganger mikken. Miste je, dan werd je bok. Ruiter/paard Een jongen nam een andere jongen op zijn rug. Er werden twee partijgen gevormd en de bedoeling was de ruiter van zijn paard te trekken of te duwen. Wie overbleef, won. Dotteren Een gladde platte steen werd horizontaal en laag over het wateroppervlak gegooid. De steen ketste dan enige malen terug. Het ging erom, de steen zoveel mogelijk en zover mogelijk over het water te laten scheren. Tot zo ver de reactie op de spelletjes in Nehalennia afl. 113. We zullen nu uit het WZD spellen doorgeven,die met kaarten werden gespeeld. Graag ook hier weer aanvullingen op. (iets) af-(of-)Iange(n) van 1Ergens afhalen, afnemen: Z.eil.; Z.V.W.; L.v.Ax.; L.v.H.; Hit. 3.(b. h. kaartspel) couperen: W. (Njoos.); N.B. (Wsk.; Col.); T. (Tin.; Ovm.); Sch.D.; L.v.H. (Lam.; Gra.; Ksz.); Ofl. (Ogp.). blaeze, blaoze (beh. A. N. blaas) 1. blaar op de huid (m. vocht erin), brandblaar, herpus e. derg.; m.m. Z. eil.Z.V.W.; L. v.Ax.; G.; 'kao 'n blaeze op m'n aer'mzö gróót a'n ei GrijJe mö nie drienke uut 'n aor z 'n kommetje, dè krieg je blaezen van op je luppen: Hkz. Zie: bladderbleine. Verkl. vorm. blaesje, blaosje: luchtbel: m.m. Alg; blaosken: L.v.H. Blaesjes maeke(n) enz.: belletjes blazen (v.kleine kinderen i.d. wieg); zeepbellen blazen (als spel). Uitdr. 't Regent blaesjes, morrdge wêêr; blaesjes in 't waeter, morrdge wéér: enz.: voorspelling dat op harde regen meer slecht weer te wachten is: m.m. Alg. Zie: bobbel, brobbel. 45

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1997 | | pagina 47