academische training of een goede komaf zoals Scholte en Van Raalte, hadden Van de Luijster en Van der Meulen het gezag van de ouderdom. De 'baas' was 58 en de geestelijke 47. Dit had het bijkomende voordeel dat ze beiden te oud waren om grote plannen voor zichzelf te koesteren. Dat nam niet weg dat ze als leiders goed toege rust waren voor hun taak en initiatieven namen. Van de Luijster had een bloeiend boe renbedrijf geleid van ruim 58 bunders, dat hij samen met de veestapel voor ruim 40.000 verkocht. Hij was bereisd en had contacten in het hele land. Door zijn gene rositeit kon een groot gedeelte van de Borsselse armen mee op het Amerikaanse avontuur.7 Van der Meulen was ook gewend aan een trekkend bestaan. Opgegroeid in Middelharnis had hij een eigen bedrijf gehad als aannemer en korte tijd in Rotterdam gewerkt. Nadat hij zich op 39-jarige leeftijd in één jaar omschoolde tot predikant reis de hij door de hele zuidwestelijke hoek van Nederland. Sedert 1841 was hij een ker kelijke pionier in Zeeland, waar hij aanvankelijk twaalf gemeentes bediende, totdat ze grotendeels een redelijke mate van zelfstandigheid en levensvatbaarheid hadden bereikt. Het was Van der Meulen geweest die gewezen had op de gevolgen voor de achterblijvers en die het recht van de armen had verdedigd. Ondanks het feit dat hij persoonlijk door H.P. Scholte was opgeleid, bleef hij zijn zelfstandigheid ten opzich te van deze begaafde voorman behouden.8 Het landverhuizersgezelschap was gebaat bij de doortastendheid van deze man nen, want al meteen dienden de eerste teleurstellingen zich aan: het voorgenomen vertrek van de groep als geheel werd verhinderd. Ten eerste vonden ze geen schip dat groot genoeg was voor een omvang van 450 personen en ten tweede liet de Amerikaanse overheid net in het voorjaar van 1847 een wet ingaan die een mini mumruimte per immigrant voorschreef, waardoor weer gewacht moest worden tot een groter schip beschikbaar was. Uiteindelijk vertrokken de Zeeuwen in drie groe pen, twee vanuit Antwerpen, aangevoerd door Van de Luijster en Jan Steketee, één vanuit Rotterdam onder leiding van de dominee. Nog voordat Van der Meulens groep het Nederlands grondgebied achter zich kon laten, waren meer dan twintig kinderen en een jonge vrouw bezweken aan de mazelen. Toen de landverhuizers ook nog eens honger moesten lijden omdat ze niet aan hun voorraden mochten komen, ging Van der Meulen weer aan land om her en der te preken en geld in te zamelen voor de getrof fen schepelingen. Dat bracht voldoende op om de periode tot de afvaart te overbrug gen. Ook onderweg liep van alles mis: verkeerde treinkaartjes, overbezette trekschui ten en een aantal sterfgevallen. De Zeeuwen hadden Van der Meulens pastorale zorg en probleemoplossend vermogen hard nodig. De drie groepen Zeeuwen waren tussen de 33 en 61 dagen onderweg en kwamen tussen begin juni en begin augustus in het westen van Michigan aan.' Speelde de dominee een hoofdrol in het op peil houden van het moreel, de boer bepaalde uiteindelijk waar de vestiging kwam te liggen. Opgewacht door Scholte in de haven van New York, liet hij zich eerst door hem overhalen om naar Iowa te gaan om vervolgens toch volgens het eerste voornemen voor het westen van Michigan te kiezen omdat Van Raalte daar al was aangekomen. Gelijk na aan komst in de mond van de Zwarte Rivier in Michigan, trok Van der Luijster met Van Raalte en diens vertrouweling Grootenhuys de bossen in om een stuk grond voor het dorp te bezichtigen. Hij kocht overheidsland van Van Raalte en zag op 21 juli de eerste huizen verrijzen. Ook Van der Meulen mengde zich na aankomst in de 36 ZEEUWSE EMIGRATIE NAAR AMERIKA 1840-1920

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1997 | | pagina 38