TUSSEN BLUBBER EN BELEID Een visie op de toekomst van de archeologie in Zeeland Robbert Jan Swiers* De archeologie is in Nederland volop in beweging en dat geldt ook voor Zeeland. Er is nog geen plan geschreven of er komt alweer een volgend. Je bent net gewend aan de werktitel 'Archeologisch centrum Zeeland' of het wordt 'Steunpunt Monumentenzorg en Archeologie'. Er wordt gedacht over huisvesting, locaties wisselen elkaar af en dan doet zich ineens de mogelijkheid voor 'met zijn allen' in een 'Huis voor het cultureel erfgoed' te gaan zitten. Kortom, de actualiteit staat niet of nauwelijks toe een afgerond artikel te schrijven over de mogelijke toekomst van de archeologie. Vandaar dat ik heb gekozen voor een historisch overzicht van de ontwikkelingen op dit in beweging verkerend terrein, en mijn visie noodgedwongen baseer op de huidige stand van zaken (april 1997). Als ik dit artikel schrijf is net een nieuwe assistent-provinciaal archeoloog voorgedragen en zijn de voorbereidingen getroffen voor de vacature van provinciaal archeoloog. Aan het eind van het jaar is het 'archeologisch team' zeker voor de helft vernieuwd, symbolisch voor de snelle èn ingrijpende veranderingen. Een vergelijking De totale oppervlakte van de provincie Zeeland, inclusief de wateren, bedraagt 311.700 hectare. Daarmee is Zeeland in grootte de zevende provincie in Nederland. De provincie heeft een rijk historisch verleden, wat onder andere wordt onderstreept door de vele vondsten uit diverse periodes die de afgelopen decennia door zowel professionele als amateurarcheologen zijn gedaan. Het bodemarchief is in Zeeland ook minder aangetast dan in andere delen van het land (uitgezonderd de enorme aantasting door de zee), wat uiteraard te maken heeft met de geringe bevolkingsdichtheid en de afwezigheid van grote, bodemarchief vernielende infrastructurele werken, ook al zal dit in de komende jaren veranderen door onder meer de aanleg van de Westerscheldetunnel, de dammenroute, een immens overslagterrein in het Sloe, herinde lingen etc. Een goede archeologische infrastructuur is echter óók niet aanwezig, al lijkt hier een kentering te komen. Kijk je naar de professionele beoefening van de archeologie in andere provincies, dan komt Zeeland er bekaaid vanaf. Hier fnuikt zich het ontbreken van universiteiten en wetenschappelijke instituten. Zeeland moet het doen met één provinciaal archeoloog, een (deeltijd-)assistent, een (deeltijd-) depotbeheerder en een (deeltijd-) documentalist. De vier zijn ondergebracht in het Provinciaal Depot voor Bodemvondsten aan de Balans in Middelburg. Vergelijk deze situatie met, bijvoorbeeld, Zuid- Holland en veel wordt duidelijk: Zuid- Holland heeft een provinciaal archeoloog met assistent, maar ook stadsarcheologen, zoals in Rotterdam, Delft, Leiden en Den Haag. Deze laatste stad kent een gemeentelijke dienst archeologie die meer dan tien medewerkers telt. Zuid-Holland kent verschillende universiteiten, van waar uit archeologen hun werk doen in het hele land en daarbuiten. Grote musea, zoals in Leiden het Rijksmuseum van Oudheden, beschikken eveneens over archeologische medewerkers. Zuid-Holland omvat 333.400 hectare grond en water. Misschien geen goede vergelijking, maar op een vergelijkbaar oppervlak kunnen in Zuid- Holland meer mensen 'graven' dan in Zeeland. Een kniesoor roept wellicht dat Zeeland meer water heeft en dat is waar, maar heeft nu juist die onderwaterbodem de laatste jaren niet veel prijsgegeven? (Denk bijvoorbeeld aan de Nehalennia-altaren van Colijnsplaat.) De eerlijkheid gebiedt ook te zeggen dat in Zuid-Holland meer op de schop gaat dan in Zeeland, maar dan nog blijft de verhouding buiten proportie. Een kleine groep mensen heeft in Zeeland onvoorstelbaar veel werk verzet. Zeeland wordt aan het eind van de twintigste eeuw geconfronteerd met het geluk dat er niet veel is vernield - althans door menselijk ingrijpen, en in vergelijking met andere provincies - en het ongeluk dat er te weinig mensen en middelen zijn om van dat relatieve geluk te profiteren. Een dilemma. Het speelveld Dan zijn er de landelijke ontwikkelingen, die vooral speelbal zijn in de handen van 8

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1997 | | pagina 10