Rijk het laat afweten en de subsidiekraan
steeds verder dichtdraait - zoekt het Rijk
(lees ministerie en ROB) mogelijkheden de
taken mondjesmaat aan provincies en
gemeenten toe te delen, zonder daar echter
de verantwoordelijkheid op beslissende
punten voor uit handen te geven, vergezeld
van de benodigde middelen. Weliswaar
heeft de ROB in haar beleidsplan tot 2000
'Geef de toekomst een verleden' de zorg
voor het archeologisch bodemarchief
gespreid over Rijk, provincies en
gemeenten, maar een bijzonder belangrijk
punt als de 'opgravingsbevoegdheid' is nog
niet uitgewerkt. (Die bevoegdheid ligt nu bij
universiteiten, gemeenten en de ROB.) Als
een provincie de verantwoordelijkheid
neemt voor archeologie, wil zij natuurlijk
ook de bevoegdheid hebben daar uitvoering
aan te geven. Een en ander zegt veel over
het moeizame proces waarin Rijkstaken naar
lagere overheden worden gedecentraliseerd.
Steeds komt het erop neer - dat geldt ook
voor andere beleidsterreinen - dat uiteinde
lijk de verantwoordelijkheid wordt
overgegeven, maar tegelijkertijd een
bezuiniging wordt doorgevoerd, waardoor
de lagere overheden het met minder geld
moeten doen. Daar 'trappen zij niet in' en
zo kan dus opnieuw een patstelling ontstaan.
Momenteel wordt getracht elkaar te vinden
door middel van een convenant over een
'Steunpunt monumentenzorg en
archeologie', een overeenkomst met
duidelijke afspraken over verantwoorde
lijkheden en bijbehorende middelen. Noord-
Holland en Zeeland zijn zogenaamde 'pilot-
projects'. In Noord-Holland is een dergelijk
convenant al getekend, in Zeeland moet dit
nog gebeuren. De provincie op haar beurt
wil rond de tafel met de gemeenten, die
straks een uitgebreider taak krijgen op het
gebied van archeologie.
Het nut
Terwijl de trein langzaam in beweging
komt, bespeur ik toch enige terughoudend
heid bij de inzittenden, voornamelijk Rijk en
gemeenten. Geen der genoemde overheden
staat te trappelen geld te steken in
archeologie. Het is omdat het moet, omdat
het niet anders kan, misschien omdat het
geweten begint te knagen, maar niet vanuit
een intrinsiek gevoel voor het beheer en
behoud van ons cultureel erfgoed.
Maar zou niet iedereen kennis moeten
hebben van het verleden, om niet alleen het
verleden, maar ook de eigen tijd te kunnen
begrijpen? Het aantal uren
geschiedenisonderwijs in het middelbaar
onderwijs is een lachertje, laat staan de
aandacht die wordt besteed aan de betekenis
van geschiedenis in relatie tot de ons
omringende werkelijkheid. Voor velen die
in de vaderlandse bodem wroeten voor
stedenbouw, infrastructurele werken,
verkavelingen enz. telt geschiedenis totaal
niet mee, is economisch niet interessant en
slechts een vervelende hindernis. Pas als
geschiedenis geld kan opleveren - denk aan
cultuurhistorisch toerisme - wordt er
aandacht aan besteed. Te gek voor woorden
dat er tonnen, miljoenen worden
uitgetrokken voor enkele populaire,
economisch interessante projecten, en dat er
voor het 'echte' werk nauwelijks geld over
de brug komt. Terwijl dit 'echte' werk nu
juist de basis legt voor alle daarop volgende
handelingen en activiteiten. In het verlengde
hiervan ligt de apathie die voorkomt dat de
'schatgraverij' wordt aangepakt. Overigens,
als ik doordraaf en teveel preek tegenover
vrienden en kennissen die minder of niet
geïnteresseerd zijn in geschiedenis en
archeologie, dan willen zij mij nog wel eens
toevoegen dat ik geen argumenten hoef te
noemen om mijn liefde voor het 'vak' over
te brengen; niet alles in dit leven hoeft te
worden beargumenteerd vanuit een rationeel
standpunt. Teveel de nadruk leggen op het
'materiële' nut van archeologie en
geschiedenis zou zelfs de status quo kunnen
handhaven. Gelukkig dat er de laatste jaren
meer aandacht is voor gevoelswaarden, wat
resulteert in het behoud van waardevolle
landschappen èn het bodemarchief. Met
dank aan de vrienden die soms met een
simpele vraag of opmerking je gefixeerdheid
kunnen doorbreken. Wie werkelijk in
geschiedenis is geïnteresseerd, beschouwt de
overblijfselen van het verleden als een
kostbaar goed, zowel de materiële als
immateriële.
Maar ook vanuit het nutsbeginsel begrijp ik
sommige dingen niet: de middeleeuwse
stadsmuur van Middelburg, deels prachtig
bewaard gebleven in de bodem van de
Kousteensedijk, wordt geheel gesloopt (want
efficiënt zijn we wel, er moet geen
verroeste spijker meer in de grond blijven
zitten als we opruimen), terwijl behoud van
de muurresten in de parkeerkelder van het
nieuwe gerechtsgebouw een trekpleister op
de cultuurhistorische route in de stad zou
zijn geweest.
11