BEANTWOORDING VRAGENLIJST SEPTEMBER 1996 1. Voor beentje lichten werd maar eenmaal een Zeeuwse uitdrukking gegeven waarin niet het woord 'pöötje' of één van zijn varianten voorkomt: luppe. gegeven door W (Bgk). Póótie luppe W (Osb, Rtm) en p(a)otie lappe ZB (Hrh), LvA (Nz) en LvH (Hgd) sluiten daar nauw bij aan. Póótje 'aeke/'êêke/'aok'n wordt gegeven door: W (Dob; Ok; Osb); ZB (Dw; Hz; Wmd; Wolf); T (Ovm; Pvl; Scherp; Stav; Tin); LvA (Hk); LvH (Hgd: póótsien): ZVO-zd (Kw: peutsen): GOfl (Ntg). Ook komt veel voor: póótie lichte: W (Amd; Rtm); ZB (Bid; Kn); NB (Ks); T (Anl); SchD (Bwh); ZVW (Bvl); LvA (Ax). Póótie wuppen wordt alleen gegeven door ZB (Ril), póótie scheppen door ZVO-zd (Cg) en póótie steken door LvH (Ksz). Tenslotte werd opgegeven póótie zett'n: ZB (Ye); ZVW (Bvl, Cz, Nvl); LvA (Ax). 2.en 3. Voor vis sorteren werd algemeen uutzoeke opgegeven. Alleen W (Amd) en GOfl (Odp) kennen peeke en voor iemand die vis sorteert: peeker. 4. Doelloos rondlopen kent zeer veel benamingen in het Zeeuws. Het meest gegeven werd dole: W (Rtm); ZB (Bsl; Hrh); NB (Kg); SchD (Bns); Lvh (Lam). Ronddole: W (Amd); LvA (Ax; Zsg). Keutele werd ook enkele malen opgegeven: ZB (Hrh; Wmd); T (Tin). Over koorn en gos lope: W (Osb, Ok). Koorn over gos lope: ZB (Hrh). Van biepod ni babbod lope: W (Kod); ZVW (Cz: van bieboe nae baboe). Wanteweve werd gegeven voor ZB (Hz; Kn). Alle andere opgaven kwamen maar in één plaats voor: baaiere: T (Svn); beerzêêke: ongedurig: T (Pvl); dalve: W (Ok); drefele: ZVO-zd (Kw); drampele: ZB (Hz); drentele: GOfl (Ntg); dreutele: T (Tin); in ziin eigen lopen; LvA (Nz); z'n eigen lopen te zoeken; LvA (Ax); iakke: T (Svn); kêêtere: ZB (Hrh); klèsklóóte: ZB (Hrh); klusklóóte: LvH (Hgd); klikkebusse: T (Pvl); kissevisse ZB (HA); lóópe kutkamme: NB (Kam); niksnutte: LvA (Hk); de nonnek 'ebbe: SchD (Brh); paddewal(li)ee: ZB (Kn); schaelóós lope: W (Osb); lóópen schilderen: LvH (Ksz); in ziin broek lopen schoppen: LvH (Hgd); schobber-de-bond: T (Ovm); de vuuf-ons zoeke: SchD (Drs); verlore lope: W (Kod); zwalk'n: ZVW (Bvl); zwerven: LvH (Hit). 5. Voor een oude man werd algemeen opgegeven een ouwe vent/vint/veint/vaant. Daarnaast werd nog gegeven: een bubbe: W (Wkp); bobba: ZB (Ye); pit (eigenlijk: opa): LvH (Hgd): een ouwe bok: W (Dob); ZB (Ril); een ouwen 'eer: ZB (Kn); LvA (Ax); ouwen kjèrelLvH (Lam); ouwe knoeter: ZB (Wmd); ouwe knurft: W (Kod); ouwe sokke: ZB (Hrh); 'n oun tarten: ZVO-zd (Cg); ouwen turk: NB (Kam). 6. Een oude vrouw wordt in Zeeland algemeen een oud wuufde). Daarnaast werd opgegeven: dokusie: W (Kod); oud bêêsken: LvH (Lam); ouwe dóóze. oud dóósie: W (Ok); ZB (Dw; Hrh); NB (Kam); dibbesie (medelijdend): W (Mdb); dusie (zielig): W (Mdb); ZB (Wmd); grot ie: ZB (Hrh); mit (eigenlijk: opoe): LvH (Hgd); ouw/oud mènse/maans/mènsken: W (Ok); ZB (Hz; Kn); T (Tin); ZVW (Bvl); LvH (Lam); GOfl (Ntg); 'n ou pikkelteef: ZVO-zd (Cg); ouwe sokke: ZB (Hrh); oud sóósie (simpel): ZVW (Bks); tiobbe: W (Wkp); ouwe ziele: W (Mdb; Ok); ZB (Dw; Hrh; Wolf). Kod: "'t Was een gaef wuuf in d'r majesteit, mè 't is noe een dokusje." 7. Voor een vuurtje stoken werd algemeen opgegeven een viertie of een fikie stoken. Afwijkend: steken: LvA (Nz). Bluddere is alleen bekend in W (Wkp). 8. Voor een vuurtje aansteken met een houtje of iets anders dat brandt uit een ander vuurtje zijn weinig specifieke woorden in het Zeeuws. Overbrienge: W (Dob; Kod); NB (Ks); anpuupe: ZB (Hrh); T (Tin: van sigaretten); overpuupele: W (Wkp); overloop'n: LvA (Hk); uutlope: ZB (Bsl). Met een anstekertie: ZB (Dw; Hrh) wordt waarschijnlijk het voorwerp bedoeld waarmee het tweede vuur aangestoken wordt. 9. Een ouderwetse gesteven boord, in het Nederlands vadermoorder moet bij vele Zeeuwen tot de verbeelding gesproken heben, gezien de ironische synoniemen die men ervoor gebruikte. Een stief boord: W (Dob); ZB (Hrh; Ril); LvA (Hk); LvH (Lw); 't witte boord: T (Ovm); wit: ZB (HA; Kn); een bieze wit: NB (Ks); boord mi mendeuren: SchD (Drs); hard boord: GOfl (Odp); stikt-de-moord boord: T (Pvl); stijve kol; LvH (Hit); doomniesboord: ZB (Wmd); geitebiele (letterlijk een halsband voor een geit of schaap van een flinke wilgetwijg. Aan het ene eind van de twijg zat een gat waar het andere eind 41

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1997 | | pagina 43