HUWELIJKSRECHT EN INCEST IN ZEELAND TUDENS DE REPUBLIEK A. Roraeijn Aanleiding tot deze bijdrage was een artikel in het tijdschrift Holland van april 1993 door Herman Roodenburg, getiteld: 'Een verfoeilijke misdaad. Incest in het gewest Holland tijdens de 17e en 18e eeuw'. Daarin werden wetgeving en rechtspraktijk op dit gebied toegelicht, onder meer aan de hand van een aantal rechtszaken. Eén van die zaken speelde echter niet in Holland, maar in Tholen en dat deed de vraag rijzen of de situatie in het gewest Zeeland wel als identiek aan de Hollandse mocht worden beschouwd. Ook al had Zeeland in het Hof van Holland het zelfde hof van appèl als Holland, betekent dat nog niet dat het gewest geen eigen wetgeving had of dat de rechtspraktijk er niet afwijkend zou kunnen zijn. Zonder aanspraak te maken op volledigheid, volgt hier een beschouwing van enkele specifiek Zeeuwse aspecten van het onderwerp, met daaraan toegevoegd het verhaal van twee in Thoolse archieven gevonden (rechts)zaken. Voor een goed begrip is het daarbij noodzakelijk om enkele niet-specifiek Zeeuwse gegevens uit het artikel van Roodenburg te herhalen. De Politieke Ordonnantie van Zeeland In april 1580 werden met de Politieke Ordonnantie van de Staten van Holland de huwelijksregels, die tot die tijd in beginsel op het (Rooms-katholieke) canonieke recht gebaseerd waren, in overeenstemming gebracht met de heersende calvinistische opvattingen. Het Zeeuwse plakkaat kwam pas twee jaar later (op 8 februari 1583) tot stand, maar was voor wat betreft de huwelijks wetgeving toch volledig gelijkluidend aan het Hollandse. Uit de Statennotulen van Zeeland van 16 januari 1580 blijkt dan ook dat het gelijktijdig en in samenwerking met Holland was voorbereid. De vertraging moet uitsluitend te wijten geweest zijn aan stadhouder prins Willem van Oranje (of misschien zijn raadsheren), die in die tijd nog belast was met de uitvaardiging van provinciale ordonnanties.' Hoewel met deze plakkaten het aantal huwelijksmogelijkheden tussen bloed- en aanverwanten wel enigszins was verruimd, was het nog steeds veel be perkter dan thans het geval is. In de huidige wetgeving zijn huwelijk en seksuele omgang alleen nog verboden tussen broer en zuster en in de op- en neergaande lijn ouders en kinderen, grootouders en kleinkinderen enz.2 Tijdens het ancien régime was het een man bovendien verboden om te trouwen of geslachtsgemeenschap te hebben met zijn tante, schoonzuster en de weduwe van zijn broer, zwager, zoon, kleinzoon of neef- oomzegger. Voor vrouwen golden overeenkomstige verboden. De voornaamste reden voor deze veel restrictievere regels (en tegelijkertijd de aanleiding tot nogal wat problemen) was de bijbelse notie dat door de fysieke (huwelijks)gemeenschap van man en vrouw het onderscheid tussen bloed- en aanverwanten volledig kwam te vervallen. Bij bloedschandeprocessen werd overigens in de strafmaat nog wel degelijk onderscheid gemaakt tussen bloed- en aanverwantschap. Gezinsleven tijdens de Republiek: het echtpaar ligt te bed, de min legt het gebakerde kind in de wieg (Pie- ter van den Berg he, 1689-1727) 2

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1995 | | pagina 4