ZESTIENDE-EEUWSE TEKENS 'DIE DE ARMEN DRAGEN' UIT MIDDELBURG Henk Iiendrikse De bouwput ten behoeve van het nieuw te bouwen Gerechtsgebouw aan de Kousteensedijk leverde medio 1993 een stroom nieuwe archeologische gegevens op. Zo werden funderingsresten van rasp- en spinhuis en stadsmuur onderzocht en kon tevens weer een groot aantal mobiele vondsten worden verzameld. Hiertoe behoren ook enkele armenpenningen. Het overige vondstmateriaal varieert van aardewerkfragmenten (huisraad) tot metalen voorwerpjes zoals kledingaccessoires, waarvan het merendeel dateert uit het midden van de zestiende eeuw. In vergelijking met de vondsten uit de aangrenzende parkeerkelder zijn er nauwelijks verschillen aan te wijzen. Evenals daar is de context een laaggelegen gebied, dat tussen 1540 en 1550 ingeklemd lag tussen de dan nog recente Kousteensedijk en de stadsmuur. Ook dit gedeelte werd in de periode 1550-1570 met stadsvuil opgevuld. De vondsten uit de parkeerkelder werden al uitvoerig beschreven in Geld uit de belt.1 Armenpenningen De armenpenning was een soort collectief identiteitsbewijs van de 'legale' armen. In april 1565 werd van het Middelburgse stadhuis afgekondigd, dat alle bedelaars die nog geen vier jaar in de stad hadden gewoond, deze onmiddellijk moesten verlaten en dat niemand zonder 'teeken', van de aalmoezenier ontvangen, mocht bedelen. Het werd bovendien verboden dit te 'vervreemden' (verkopen).2 Waarschijnlijk betreffen deze bepalingen de penningen - of soortgelijke - waarover deze bijdrage handelt. In het bovengenoemde Geld uit de belt worden ook armenpenningen behandeld. Van deze uit lood of koper vervaardigde objecten werd een aantal tot nu toe onbekende typen beschreven en afgebeeld. Naast de door ons, d.w.z. de medewerkers van het Provinciaal Depot voor Bodemvondsten (PDB, Middelburg) gevonden penningen is er door derden eveneens een aantal gevonden. Deze werden echter niet gepubliceerd. Eenzelfde gang van zaken deed zich voor in de aanpalende bouwput van het ge rechtsgebouw. Hoewel deze niet zo diep werd uitgegraven als de parkeerkelder, werd het zestiende-eeuwse stort toch op een aantal plaatsen aangegraven. Ook hier werden naast en in onze opgravingsputten vondsten verzameld door particulieren. Het merendeel ervan werd gelukkig op het Depot getoond, zodat ze konden worden gedocumenteerd. Het geheel, dus inclusief de vondsten uit de bouwput van de parkeerkelder, geeft een goed beeld van het gestorte materiaal. Onder de getoonde particuliere vondsten bevonden zich drie armenpenningen uit 1531; ook hiervan werd in Geld uit de belt al melding gemaakt. Het betreft penningen vervaardigd uit zeer dun koperplaat, ook wel latoenkoper genaamd. De plaatjes zijn met één of meerdere stempels eenzijdig van een voorstelling voorzien. Vervolgens werden ze ruwweg uitgeknipt, waarbij aan de bovenzijde een draagoog werd meegeknipt. Voorstelling De voorstelling op de penning wordt voor het grootste deel ingenomen door de burcht van Middelburg, geflankeerd door het jaartal 15 - 31. Het omschrift luidt: SALICH ZIN.SI.DIE GHEESTELICK ARM SINlMIDDELBURCH. Deze

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1995 | | pagina 17