BURGEN, EEN FENOMEEN UIT DE 9DE EEUW IN ZEELAND
R.M. van Heeringen
Bij mijn aantreden als provinciaal archeoloog in Zeeland in 1986 werd ik
vrijwel direkt geconfronteerd met de mogelijkheid tot het uitvoeren van een
verkennend archeologisch onderzoek op het terrein van het Badhotel te
DomburgEr waren toen plannen in de maak voor de restauratie van het
oude Badhotel en aanvullende nieuwbouw op het terrein. Op voorspraak
van Jan Trimpe Burger hebben we toen van de gemeente toestemming
gekregen enkele proefputjes te graven. Zelfs de u allen bekende P.J. van
der Feen is nog schuifelend de weg overgestoken om met grote be
langstelling een blik in de diepte te werpen. Toevallige passanten dachten
dat we al bezig waren met het nieuwe zwembad. We ondervonden namelijk
veel last van het grondwater dat in het duinzand aanwezig was. Het
resultaat was interessant - intensieve bewoning van het terrein in de 11de
eeuw - maar leverde niet datgene op waar we in stilte op hadden gehoopt,
namelijk het terugvinden van de wal van de Vroeg-Middeleeuwse burcht
van Domburg. Het zou tot 1991 duren voordat onze pogingen daartoe - op
enkele tientallen meters afstand - wel met succes werden bekroond.
Het geslaagde onderzoek van de wal van de ronde burcht van Burgh op
Schouwen-Duiveland achter de begraafplaats op het burchtterrein, een jaar
later, leidde tot het plan om de Zeeuwse burchten in hun onderlinge
samenhang projectmatig te onderzoeken. Volgend jaar, 1994, wanneer de
herstelde ringwal van Oost-Souburg wordt opgeleverd, zullen de resultaten
van dit onderzoek in boekvorm worden gepresenteerd. De tijd is vandaag
te kort om alle resultaten van dit onderzoek uit de doeken te doen.
Ik neem u vanmiddag dan ook slechts mee op archeologische ontdekkings
tocht langs de burchten aan de hand van dia's gemaakt tijdens de opgra
vingen van 1987 tot en met maart 1993. Hoewel de Commissaris van de Ko
ningin in zijn inleidende woorden vanmorgen een lans voor de archeologie-
beoefening in de provincie heeft gebroken, kan ik niet nalaten nog eens
met nadruk te zeggen dat ik van mening ben dat de provinciale en
gemeentelijke overheden over het algemeen nog te weinig doordrongen zijn
van het unieke karakter en de grote cultuurhistorische potentie van het
Zeeuwse bodemarchief. Uniek, niet alleen voor Zeeland, maar ook in
nationaal en zelfs internationaal verband.
Het is mede te danken aan de persoonlijke inzet van een aantal medewer
kers van het Provinciaal Depot voor Bodemvondsten dat de resultaten die
hier nu voor het voetlicht worden gebracht zijn verkregen. Ik zou er dan
ook nogmaals met klem voor willen pleiten dat op korte termijn de
provinciale archeologiebeoefening op professionele leest wordt geschoeid en
een eind komt aan de onzekere en ik zou haast zeggen - om in stijl te
blijven - 'Middeleeuwse' toestanden op het Provinciaal Depot voor
Bodemvondsten. Zeeland verdient beter. Aan het Zeeuwsch Genootschap
ligt het overigens niet, dat blijkt ook vandaag weer met het organiseren
van deze studiedag. Van oudsher wordt de archeologiebeoefening in
Zeeland krachtig bevorderd. Denkt u verder maar eens aan het florerende
bestaan van de Werkgroep Historie en Archeologie en het elk jaar laten
verschijnen van de archeologische kroniek in het onvolprezen Archief.
Maar nu dus naar de Zeeuwse burgen. Vlak na de Romeinse Tijd bestond
Zeeland eigenlijk niet meer. Achter de smalle duinstrook was er slechts
water. Het hele gebied was overstroomd geraakt. De bevolking was verdre-
29