daar wat gegevens over verzameld.
Over Westkapelle is echter al zoveel
geschreven dat ik steeds minder zin
kreeg om daar iets aan toe te voegen.
Tijdens een treinreis naar Den Haag
heb ik 'Donja' in het klad geschreven
en later thuis nog wat verbeterd.
T.: Ik heb dit verhaaltje geschreven
voor mijn zuster ter gelegenheid van
haar 40-jarig huwelijksfeest. Zij komt
in het verhaal voor als mijn zussie
Janne'ie. Ik heb het spontaan ge
schreven, maar wel een paar keer
moeten overschrijven, want je moet
letten op taal en stijl en schrijven
in het dialect is niet gemakkelijk.
In onze groep hebben wij afspraken
gemaakt en regels opgesteld omtrent
de schrijfwijze.
3. Schrijf je regelmatig in dialect?
T.: Ja, zie de folder van onze werk
groep 'uus Oudurps'. Ik heb tot nu
toe een aantal verhalen geschreven,
die in meer of mindere mate geslaagd
zijn. Zelf ben ik niet zo gauw tevre
den over mijn werk. Het kan altijd
beter. Enkele verhalen wil ik nog
een keer herschrijven omdat die in
de 'ik-vorm' zijn geschreven, wat
niet zo aantrekkelijk is om te lezen.
Bij het herlezen kom ik regelmatig
woorden en uitdrukkingen tegen, die
voor verbetering vatbaar zijn.
4. Zo ja, publiceer je dan in regio
naal blad of huis-aan-huisblad?
R.Af en toe schrijf ik gedichten
maar niet voor publicatie, in het
boek Tussen Holland en Vlaanderen
staat /een bijdrage over twee West-
kappelse broers die als jongens, van
wege de armoede, naar Amerika emi
greerden. Op hoge leeftijd keerden
zij terug naar hun geboortegrond en
spraken een taal die een mengelmoes
was van Amerikaans, Nederlands en
Wasschappels. Enige jaren geleden
heb ik met een paar oude mensen een
lijst van oude Westkappelse woorden
gemaakt. Woorden die door oudere
mensen nog wel worden gebruikt maar
waarvoor de jeugd de schouders op
haalt. Vorig jaar heb ik de teksten
geschreven voor tien kerkradio-uit
zendingen over het dialect van West
kapelle. 't Ging vooral om benamin
gen van oude gebruiken en gebruiks
voorwerpen.
T„: Nee. Wij hebben afgesproken dat
wij voorlopig niets publiceren in
krant of tijdschrift. Het is de bedoe
ling dat de verhalen van de leden
van de werkgroep later in een boek
werkje zullen verschijnen. Van mijn
broer G. Tanis, die zich inmiddels
uit de werkgroep teruggetrokken
heeft, is een verhalenbundel uitge
geven en inmiddels is ook het vervolg
verschenen.
5. De meeste van de in dialect ge
schreven bijdragen spelen zich af
in vroeger tijd, maar dat is niet
noodzakelijk. Of wel? Hoe sta je
daar tegenover?
L.: Daar ik vrij frequent uit eigen
werk voordraag voor gezelschappen
en verenigingen heb ik ervaren, dat
zeker bij de ouderen het 'feest der
herkenning' een grote rol speelt.
Tot genoegen van mijzelf en van de
toehoorders blijken mijn verhaaltjes
menige glimlach op vele gezichten te
kunnen toveren. Dit sluit echter niet
uit dut ik ook over het heden schrijf.
De ramp van Tsjernobyl, de drukte
op ons (ex-)eiland, het milieu en het
vervagen van waarden en normen hebben
mijn aandacht en deze venti
leer ik - voorzichtig - in mijn ver
haaltjes, terwijl ik mij er voor
wacht de zedeprediker uit te hangen.
Er wordt nogal eens gevraagd ze te
laten bundelen als een 'document
humain' maar dit is gezien de hoge
kosten voor mij een onhaalbare kaart.
R.: Wanneer je een verhaal schrijft
voor een publiek dat is geïnteres
seerd in dialect ben je geneigd het
dialect te versterken met woorden
die ongebruikelijk zijn geworden.
Daardoor wordt het al gauw een ver
haal over vroeger, 'k Kan me ten
minste niet voorstellen dat in een
artikel over tuinarchitectuur wordt
gesproken over êêmiengen, tuuntêêlen,
de bakkéête, den bleilc en de stêênpit.
Alle Westkappelse peuters krijgen het
Wasschappels met de paplepel ingego
ten, het zal daarom nooit verdwijnen.
Toch is de taal van een kind anders
27