is, is het Ouddorps van zijn jeugd,
hoewel dat eigenlijk ook al was aange
tast door enkele nieuwe vormen. Zo
begint hij b.v. zijn 'Verant-
woordeng' met 'Alwêêr', en heeft hij
het op blz8 over Röömskatteliek
en op blz. 36 over gezeur, terwijl
tot op de dag van vandaag het typisch
'wêêr al', 'Rooms' en 'gezeemel' in
het Ouddorps gebruikt worden. Gelukkig
komen deze 'nieuwvormen' in het boekje
weinig voor.
Veel werk heeft de schrijver gemaakt
van de spelling. In zijn eigen ont
worpen systeemdat overigens in
grote lijnen overeenkomt met de spel
ling die gebruikt is voor de regio-
boeken, is ernaar gestreefd om de
geschreven taal te kunnen reconstru
eren naar gesproken taal. Een dia
lect is toch in eerste instantie een
spreektaal. Opgemerkt moet worden
dat het ontworpen systeem (bijna)
consequent is volgehouden. Dat levert
dan wel eens wat wonderlijke woord
beelden op, zoals o.a.: 'eiskoozaek'
voor ijscozaak, 'veilegeid' voor vei
ligheid, 'antiereeveluusjenaer'
Onjuist is m.i. de spelling van woor
den waarin de zgn. glottisslag voor
komt. Tanis spelt dan bijvoorbeeld:
beetjie, plaetjies, toorentjie, rondjie,
bêêntjie. Een kenmerk van het Oud
dorps is, dat in woorden waar het
standaard-Nederlands de combinatie
heeft van een t en een j of een d
en een j, de combinaties tj of de dj
bij de uitspraak wegvallen. In plaats
daarvan hoort men dan een klapje
van de stembanden, de zgn. glottis
slag. Beter lijkt het mij dan om in
plaats van die tj of dj een te
plaatsen, zoals dr. A. de Vin dat
doet als hij in zijn dissertatie
Het dialect van Schouwen-Duiveland
dit verschijnsel te Scharendijke be
spreekt. De bovenvermelde woorden
zouden dan als volgt gespeld kunnen
worden: bee'ie, plae'ies, tooren'ie,
bêên'ie.
Ondanks herhaaldelijk nazien van de
tekst zijn er toch nog wat zetfout-
jes en inconsequenties wat de spel
wijze betreft in de tekst blijven
staan, waaruit maar weer eens blijkt
hoe moeilijk het is om een dialect
tekst vlekkeloos in druk uit te geven.
Deze laatste opmerkingen doen ove
rigens niets af aan de inhoud van
dit boekje. Van harte aanbevolen!
De oplage is beperkt.
P.H.
H.Ryckeboer: Woordenboek van de
Vlaamse Dialekten, deel 1, I.andbouw-
woordenschatparagraaf veeteelt,
aflevering Rund I. Tongeren 1993,
256 pag. ISBN 90-74273-02-5.
Dit boek is het resultaat van de vra
genlijsten no. 15 en 17. Het bevat
de woordenschat van de geboorte en
de levenswijze van runderen, maar
ook de lichaamsdelen worden uitvoerig
beschreven.
Zoals bij alle boeken die binnen dit
project zijn verschenen, worden de
begrippen in Frans-Vlaanderen, de
provincies Oost- en West-Vlaanderen
en in Zeeuwsch-Vlaanderen beschreven.
De veeteelt neemt binnen dit gebied
al vele eeuwen een belangrijke plaats
in. Daarom geeft dit boek ook veel
historisch materiaal.
Wij zien bijvoorbeeld op pag. 84 de
kaai't afgebeeld met het begrip hoofd
en kop. De oudste benaming voor
dit lichaamsdeel vinden we in Frans-
Vlaanderen terug: hoofd, koeiehoofd.
In bijna het hele gebied komen we
de benaming koeiekop of koekop tegen.
We vinden die benaming -hoofd nog
terug in paardehoofd.
Een heel interessante kaart vonden
we op pag. 123, over de benaming
van de uier. We zien dat West
Zeeuwsch- Vlaanderen zich aansluit
bij een homogeen gebied in West-
Vlaanderen (elder) en dat Oost
Zeeuwsch-Vlaanderen zich aansluit
bij Oost-Vlaanderen (eur). In Frans-
Vlaanderen ontdekken we een groot
homogeen uier-gebied en een uider-
gebied.
Zeeuwsch-Vlaanderen scheidt zich
in bepaalde begrippen echter ook dui
delijk van de rest van het onder
zoeksgebied af. Op de kaart: Niet
drachtig worden bij dekking (pag.
209), komt in Zeeuwsch-Vlaanderen
het begrip terugkomen of terugge
komen zijn frequent voor. In het
18