de revue. De beschrijvingen hierbij
zijn terzake maar noodgedwongen
summier. Dit had gecompenseerd
kunnen worden door de nogal algemeen
gehouden literatuuropgave uit te
breiden met diverse recent verschenen,
vaak regionaal- of lokaal-historische
boeken en artikelen op het terrein
van bijvoorbeeld boerderijen, kerken,
industrieel erfgoed of bunkers.
Het boek wordt afgesloten met een
uitleg van stedebouwkundige en
geografische termen en een zeer
bruikbare index op plaatsnamen
en personen. Hiermee is het een
gedegen en bijzonder fraai overzichts -
werk over een in vele opzichten nog
onderbelichte periode uit de Zeeuwse
historie geworden.
J.H.F.S.
Leuterpraet bie'n rondjie rond durp
mit Sors van Piejt van Sors. 125
blz., 75 afbeeldingen. Uitgeverij
C. van Koppen, Ouddorp. Prijs
26,90.
Voorbij, voorbij, o, en voorgoed
voorbij
J.C. Bloem
In maart 1993 verscheen bij uitgeve
rij C. van Koppen te Ouddorp Leuter
praet bie 'n rondjie rond durp,
geschreven door de in 1916 in Ouddorp
geboren George Tunis, bij de Ouddor
pers beter bekend als Sors van
Piejt van Sors.
Op de inhoud van deze bundel is
bovenstaand grafschrift van de dichter
J.C. Bloem voor een groot deel van
toepassing, vooral als de al jaren
aan 'de overkant' wonende oud
leraar Engels het heeft over alles
wat op zijn dorp sinds zijn jeugd
verdwenen is.
Aan de hand van zijn verzameling
oude ansichten en recente foto's
voert hij de lezer en kijker mee
door de ring om de kerk van Ouddorp.
De verstarde beelden op de foto's
worden als het ware door de leven
dige verteltrant van de schrijver
tot leven gewekt en het lijkt alsof
men Tanis in zijn Ouddorpse dialect
hoort praten, in de taal van zijn
jeugd. Volgens zijn eigen 'Verant-
woordeng' in het begin van het boek
je zag hij er zelf niet zoveel heil in
om de lezer mee te nemen op zijn
rondje rond 'durp', omdat hij er niet
zoveel over zou weten te vertellen.
Nu, dat valt erg mee, want wat hij
zelf niet wist heeft hij aan anderen
gevraagd en zo komen we nog heel
wat te weten. We gaan 'van huusie
toet deurtie', over elk pand dat we
tegenkomen en over de bewoners wordt
uitvoerig verteld, onderbroken door
nostalgische verzuchtingen over het
verval: over mooie geveltjes die er
niet meer zijn, over huizen die af
gebroken zijn of een andere functie
gekregen hebben, over mensen die
al lang 'uut d'n tied binne'
Het boeiendst zijn die gedeelten waar
in de persoonlijke betrokkenheid
blijkt, de passages met eigen jeugd
herinneringen, zoals die aan de
'bêêstemart' en de beurs, de kerkgang
met zijn opa naar de Mennistekeareke
(de Doopsgezinde kerk) en het spelen
in het 'huusje van Dimmen Koek',
aan het mussengilde en nog veel meer.
Dergelijke ontboezemingen doen den
ken aan zijn prachtige eerste boekje
Leuterverhaelen oover de Wesstraete,
dat in 1991 verscheen en intussen
alweer uitverkocht is.
Door de uitvoerige beschrijvingen bij
de opgenomen foto's heeft het boekje
vooral documentaire waarde. De lezer
krijgt een uitstekend beeld van de
Ouddorpse dorpskern van voor de
oorlog. In elk geval is het geen
'gemaaow' geworden, iets waarvoor
de schrijver, zoals hij zelf in zijn
verantwoording stelt, bang was.
Wat de schrijver vooral zorgen baart
is de langzame teloorgang van het
Ouddorpse dialect. Hij wilde daarom
zijn herinneringen schrijven in dat
dialect en het zodoende vastleggen.
Nu is het altijd de vraag welke fase
van een dialect men eigenlijk vast
legt. Zoals elke taal zich ontwikkelt,
is dat ook het geval met een dialect.
Wat hier door de schrijver vastgelegd
17