Met vlammend waslicht op de takjes En lekkernij en kindergoed1), reeds, en raken nu 't niet weêr kwijt. En wie weten wil, hoe aandoenlijk een Hollandsche moeder zich daarmee kan bezig houden, mag Bresters „Moeder op Kersavond" lezen; en hij zal mogelijk zelf aandoenlijk wor den, als hij bij dat „kindergoed" ook een gard ziet, en de moeder hoort zeggen En toon je soms een' stijven kop, Dan gaat Ij et er, in Gods naam, op! Foeihoe onmoederlijk en onkerstelijkDit versje is dan ook nog uit den tijd, toen men hier met „die zaak" nog niet goed „op de hoogte" was. Nu weet men het beter; en de kinderen, die „den kersboom komen kijken" weten 't ook beterpas staan ze er voorof ze beginnen al 't stichtelijk lied te zingen, dat ze op de bewaarschool hebben geleerd. Maar is die kersboom wel zoo christelijk? Ja, zeggen sommigen, een boom speelt reeds op de eerste bladzijde van de geschiedenis des menscli- doms een voorname rol, en Jezus bediende zich dikwijls van dat zinne beeld. 't Is zoo; en de dichters hebben ook, door alle eeuwen heen, van allerlei soorten van bocrmen gezongenvan Dafnes lauwerboom 2) tot den „boom der dankbaarheid" van WitsenGevsbeek 3). Maar dat alles heldert den oorsprong van den kersboom niet op. Bij 's Heilands geboorte komt geen boom te pas; en de Duitsche kersboom zal wel eenige eeuwen ouder zijn dan Bethlehems kribbe; want wij kunnen wel een heidenschen maar geen christelijken oorsprong voor dat verlichte denneboompje vinden. "Waarschijnlijk is het niets anders dan de miniatuur-vertegenwoordiger van den ouden wereldboom, die bij de Germanen zeer heilig was, den esch Yggdrasill, den boom des levens, en daarom immer groen, diemet zijn takken en wortelenhemel en aarde en hol omvatte. Aan den voet van dien boom ontsprongen de heilige bronnen; zijne kroon overschaduwde het geheimzinnig meer, waaruit de drie Nornen of Schikgodinnen te voorschijn kwamen; van zijne takken druppelde een zoete dauw, „honigval" genoemd4). Te diep was die boom in 's volks geest geworteld, dan dat het dien zou hebben kunnen vergeten, en daarom werd er, door de geloofspredikerseven als aan den meiboom en zooveel andere heidensche overleveringen, een christelijke beteekenis aan gegeven, 't Boompje, op Kersavond voor de kinderen geplant, moest natuurlijk, voor honigval, wat lekkers en speelgoed aan de takjes dragen. Hoe 't nu komt, dat dit boompje bij ons, die toch evenzeer afstam melingen der Germanen zijn als de Duitschers, sedert eenwon, welligt al sedert de invoering des Christendomsniet meer vertoond isterwijl zij Nol kt de Brauwere van Steelant. 2) Ovidius. 3) ApóllineumI. D. bl. 195. 4) Grimm, Deutsche Myths. 756.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1990 | | pagina 6